Mijn naam is Petra en dit is het eerste deel van mijn verhaal over hoe ik na jarenlange wisselende periodes eindelijk de nodige hulp kreeg voor mijn depressieve klachten.
Al klachten op jonge leeftijd
Van kinds af aan kreeg ik van mijn moeder te horen dat ik ‘zwaar op de hand was’. In die tijd had ik werkelijk geen idee wat dit precies betekende. Wel voelde ik mij altijd verantwoordelijk voor alles en iedereen. Soms ging het een tijd beter, maar regelmatig was er ook ellende. In die tijden dacht ik dat iedereen tegen mij was. Het maakte mij onzeker en in mijn beleving mocht niemand mij. Mijn zelfbeeld was dan ook negatief: ik voelde mij dom en nutteloos, dacht dat ik niks goed kon doen en vond mezelf er niet leuk uitzien. Het voelde alsof ik er niet mocht zijn. Pas na 50 jaar ben ik erachter gekomen: ik was depressief.
Ik dacht dat het normaal was
Ik ben niet mijn hele leven depressief geweest. Er waren gelukkig genoeg periodes waarin ik mij goed voelde. Maar de slechte periodes kwamen regelmatig terug en ik had geen idee wat mij overkwam. Sterker nog, ik dacht dat het ‘normaal’ was dat ik mij zo voelde. In mijn depressieve periode heb ik het eens besproken met mijn huisarts. Hij schreef mij antidepressiva voor en dat was het dan. Het ging toen wat beter, de periodes waren minder diep. Uiteindelijk met veel vallen en opstaan kwam ik er uit. Tot ongeveer een jaar geleden.
Alleen maar piekeren
Er waren periodes waarin ik ontzettend moe was. Ik weet nog dat we op werk een cursus kregen waarbij we elkaars kwaliteiten gingen benoemen. Weken voorafgaand kon ik niet stoppen met piekeren. Ik piekerde over wat ik allemaal slecht deed op werk en dat collega’s mij onderuit zouden halen. Na de cursus viel het gelukkig allemaal mee. In mijn gedachten had iedereen het over mij en kreeg ik het gevoel dat ze slecht over mij spraken. Daarnaast gebeurde er veel om me heen: collega’s die niet op één lijn zaten en mijn dochter en man die een woordenwisseling hadden. Alles leek mijn schuld en ik moest het maar zien op te lossen voor iedereen. In die tijd had ik veel negatieve gedachten: onderweg met de fiets hoopte ik aangereden te worden met een slechte afloop. Of dat ik ernstig gewond zou raken, zodat ik rust had. Het is te erg voor woorden, dat besef ik mij. Maar dit was voor mij toen de werkelijkheid.
Ontzettend beroerd, maar geen lichamelijke oorzaken gevonden
Natuurlijk had ik zelf al bedacht dat dit misschien een depressie zou kunnen zijn. Maar ik hield mijzelf voor dat het niet kon vanwege mijn medicatie. Ik probeerde deze negatieve gedachten weg te duwen. Achteraf gezien moet ik vaak terug denken aan wat mijn psycholoog dan zei: ‘Zie het als een bal die je onder water probeert te duwen, die komt dan tien keer harder terug.’ In die tijd ben ik meerdere malen naar mijn huisarts geweest voor verschillende lichamelijke klachten. Maar er werden geen lichamelijke oorzaken gevonden. Ondanks dat ik veel last had van moeheid, hoofdpijn en buikpijn. Ondertussen sukkelde ik door en begon mij te ergeren aan de meest kleine dingen. Zelfs bij mensen bij wie ik mij het meest veilig en vertrouwd voelde. Het ging nergens over, maar ik kon het niet stoppen. Ik kreeg steeds minder zin in dingen, vond niks meer leuk en ging naar werk omdat het moest. Uiteindelijk kon ik niet wachten om naar bed te gaan, want dan was de dag om.
Het komt vanzelf wel goed. Toch?
Steeds dacht ik: ‘Als het maar eens mooi weer wordt, dan zal ik mij wel beter voelen’ of ‘als ik vakantie heb, dan gaat het beter’. Maar het werd mooi weer en zelfs tijdens mijn vakantie vond ik mijn leven niet leuk. Na mijn vakantie werd het ook niet veel beter. Ik ging daarom terug naar mijn huisarts. Hij stelde voor om een afspraak te maken met de huisartsenpraktijkondersteuner (POH-GGZ) om mijn klachten te bespreken. Vanuit het niets had ik zo’n enorm verdriet. Ik kon alleen maar voor me uit staren of huilen. Gek genoeg had ik niks om te huilen: mijn relatie was goed en ik had een leuke baan, dus waarom zou ik huilen? Maar in mijn gedachten was iedereen nog steeds tegen mij en kon ik niks goed doen.
Ingestort
Op een maandag tijdens werk stortte ik in. Het was klaar. Ik belde de huisartsenpraktijk om tegen de assistente te zeggen dat ik mijzelf zo beu was. Gelukkig mocht ik diezelfde middag nog langskomen. Ondertussen bleef ik gewoon op werk. Voor de buitenwereld was er toch niks aan de hand met mij? Stel je voor wat ze op werk zouden denken? Na mijn eerste bezoek vertelde ze mij wat ik eigenlijk al wist: mogelijk had ik een depressie. In mijn ogen was ik een zwakkeling en had ik het weer laten gebeuren. Op advies ben ik gewisseld van antidepressiva. De dagen daarna meldde ik mij halve dagen ziek. Na een halve week had ik een goed gesprek met één van mijn collega’s: ze vertelde dat ze mijn inzet zeer waardeerde, maar ik nu écht voor mijzelf moest kiezen en zorgen. En dus besloot ik mezelf volledig ziek te melden.
Hield alles maar op
Ik wilde zo graag stoppen met mij zo slecht voelen, wilde positiever in het leven staan. Ik probeerde negatieve gedachten weg te stoppen, maar tevergeefs. Ook had ik vaak gedachten dat als ik niet meer zou leven, het een opluchting zou zijn. Niet alleen voor mij, maar voor iedereen. Ondertussen had ik gesprekken met de POH-GGZ’er, maar helaas schoot ik niet veel met haar op. Uiteindelijk stuurde ze mij door naar Mentaal Beter.
In deel 2 neem ik jullie mee naar deze periode waarin ik eindelijk de zorg ontving die ik nodig had.
Lees hier het vervolg!