Elke dag had mijn sociale fobie mij in zijn greep. Zodra ik opstond voelde ik me al slecht. Hetzelfde gevoel overspoelde mij ook als ik in de spiegel keek, de deur uit ging of met iemand praatte. Elke seconde van de dag zorgde mijn sociale angst ervoor dat ik me gesloopt en ongelukkig voelde. In deze blog neem ik je mee naar de tijd toen mijn leven gerund werd door sociale angst.
17 jaar
Ik was 17 jaar toen mijn sociale angst begon. Daarvoor was ik al meerdere keren in aanraking geweest met psychologen, omdat ik faalangst had en altijd erg onzeker was. Ik herinner me mijn 16e jaar als een erg leuk jaar. Ik zat goed in mijn vel, was gelukkig met mezelf en met mijn lichaam en was iets minder onzeker dan die jaren daarvoor. Maar toch was er ergens een grote onzekerheid die tijdens mijn 17e weer op kwam spelen enalleen maar erger werd.
De sociale angst in mijn dagelijkse leven
Door mijn sociale angst was ik angstig voor alles. Daarom zocht ik dingen op die mij zekerheid gaven of dingen die ik wel in de hand kon hebben. Ik had planningen, lijstjes en tics. Hier had ik controle over en als dat goed ging, voelde ik me een beetje beter. Ik stond iedere ochtend om 7:00 uur op, dan gaf ik mezelf 10 minuten om mezelf te douchen en aan te kleden. Om stipt 7:10 uur moest ik beneden zijn, mijn havermout maken en het moment dat de havermout in de magnetron stond had ik 2 minuten om mijn lunch te maken. Alles was op de minuut afgestemd. Dit gaf mij een veilig en prettig gevoel. Ik had iets in de hand en dat kon ik buitenshuis of met anderen niet.
Als ’s ochtends mijn wekker ging, werd ik triest wakker. Ik voelde me nooit gelukkig en had nooit zin in de dag. Ik dacht alleen maar aan alle vervelende sociale momenten die zouden komen die dag: naar school fietsen, de lessen, het praten met mensen, bang zijn dat mensen een vraag zouden stellen etc. Ik had erg vaak huilbuien. Als ik met mama zat te ontbijten, dan barstte ik vaak in huilen uit. Ik voelde me zo ongelukkig, onzeker en angstig voor alles.
Wat moet ik met mijn leven dacht ik. Wat is er leuk aan? Ik was tegelijkertijd ook boos op mezelf dat ik zo was. ‘Waarom ben ik niet gewoon gelukkig?’ ‘Ben ik niet blij met mij mezelf?’ ‘Geniet ik niet van het leven?’ Ik sloeg mezelf dan vaak hard in mijn gezicht. De woede die in me zat moest eruit. En dit voor de ogen van mijn ouders. Verschrikkelijk. Want ik zag hoe kapot zij ervan gingen als ik mezelf wat aan deed en alleen maar keihard kon huilen.
Schooldagen
De dagen op de middelbare school en de eerste jaren op de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) waren verschrikkelijk. Ik was dag in, dag uit gespannen. Ik had iedere dag hoofdpijn en probeerde me zo verdekt mogelijk op te stellen in de klas of in de school. Als ik alleen was, zocht ik kleine gangetjes op waar ik rustig alleen kon zitten zodat niemand me kon zien. In de klas keek ik vaak in mijn boek of ging ik actief dingen opschrijven, zodat ik oogcontact met iedereen in de klas ontweek. Zodra een leraar een vraag stelde werd mijn hoofd zo rood als een tomaat. Ik dacht altijd te voelen dat iedereen keek en me raar en lelijk vond. Ook fietsen was een drama. Bij iedereen die me aankeek op de fiets, dacht ik ‘oh, die kijkt omdat ik zo lelijk ben’. Ik dook dan vaak helemaal weg in mijn jas of keek alleen maar naar het wegdek.
Sociale activiteiten
Sociale momenten ontweek ik. Had ik een feestje, dan plande ik het zo dat ik met veel mensen die ik kende erheen zou gaan. Kende ik bijna niemand op het feestje, dan zei ik het af. Dat gold voor bijna alle sociale activiteiten. Sporten haatte ik, boodschappen doen, de stad in lopen, fietsen, het openbaar vervoer gebruiken, lessen volgen etc. Alles, maar dan ook alles vond ik vervelend. Zelfs voor mijn eigen familie was ik doodsbang. Ik werkte in een supermarkt en mijn oom kwam daar regelmatig boodschappen doen. Als ik hem dan tegenkwam, werd ik angstig dat hij iets zou vragen en kreeg ik een rood hoofd. Ik was zelfs bang voor mijn eigen moeder. Ik durfde haar bijvoorbeeld nooit iets te vertellen of vragen over intiemere dingen. Ik was bang dat ze me raar zou vinden of zou gaan lachen.
Onbeschrijfelijke gevoel
Die angst en dat gevoel, nu ik dat zo opschrijf, maakt me nog steeds ongelukkig. Dat gevoel is niet te omschrijven. Die onzekerheid, het minderwaardig voelen en het ongelukkig zijn. Het was duidelijk dat ik niet zo langer door kon gaan, maar hoe kon ik hier eindelijk verandering in brengen? Daarnaast had ik ook echt nul vertrouwen dat het ooit goed zou komen en dat ik ooit gelukkig zou kunnen zijn; dat ik ooit vol zelfvertrouwen door een straat zou lopen en iemand onbekends zou kunnen aanspreken.
Actie ondernemen
Door de sociale angst werd ik extreem perfectionistisch en ontwikkelde ik erg veel tics. Ik leefde mijn leven volgens een planning en tics. Week ik daarvan af, dan zou mijn dag nog slechter zijn. Ik werkte extreem hard aan mijn studie door het perfectionisme en de angst om te falen. Dit sloopte me volkomen. Ik was kapot. Ik studeerde uren, kwam niet buiten, verzorgde mezelf slecht. In deze negatieve cirkel bleef ik hangen. Ik begon daarnaast door alle spanningen lichamelijke klachten te krijgen. Ik kreeg darmontstekingen en begon regelmatig over te geven na een maaltijd. Ik viel heel wat kilo’s af. Dit was het moment waarop ik besefte dat er echt iets moest gebeuren. Ik moest hulp gaan zoeken, hoe eng ik dat ook vond. Alleen zou ik hier nooit uitkomen. Samen met mama ging ik dus op zoek naar wat de beste optie was voor mij. Ik besloot er helemaal voor te gaan. En dat betekende: mijn studie op pauze zetten en alleen nog maar fulltime aan mezelf werken.
Liefs, Sanne