Boosheid, verdriet, angst, blijheid en jaloezie: het is slechts een greep uit de vele emoties die we kunnen voelen. Voor een volwassene kan het al lastig zijn om door deze emoties te navigeren, laat staan voor een kind. Maar hoe kun je jouw kind zo goed mogelijk ondersteunen en begeleiden, zodat je kind op een gezonde manier leert omgaan met emoties? En wat zijn hierin de don’ts?

Emotieregulatie

Emotieregulatie is het kunnen herkennen, benoemen, begrijpen, accepteren, uiten en verwerken van gevoelens. Een belangrijk onderdeel van emotieregulatie is dat je emoties bij jezelf en anderen herkent en er op een gezonde manier op reageert. Daarbij hoort ook dat je begrijpt dat een ander dingen anders kan ervaren en voelen. Emotieregulatie beïnvloedt hoe je reageert op situaties, problemen oplost en relaties met anderen onderhoudt. De voorbeelden die iemand krijgt in de sociale omgeving spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van emotieregulatie. Andere factoren die van invloed zijn, zijn de rijping van het zenuwstelsel, de cognitieve-ontwikkeling en de taalontwikkeling, het temperament en persoonlijke ervaringen.

Vanaf welke leeftijd kunnen kinderen emoties reguleren?

Emoties reguleren is voor kinderen ingewikkeld. Jonge kinderen kunnen dit nog niet zo goed, omdat hun brein nog onvoldoende ontwikkeld is. Ze kunnen ook nog geen woorden geven aan hun gevoel. Vanaf ongeveer vier jaar kunnen kinderen al wel aangeven of ze boos of verdrietig zijn, maar ze vinden het dan nog lastig om hun emoties te controleren. Vanaf het begin van de basisschool kunnen de meeste kinderen zich inleven in een ander. Ze leren begrijpen dat iemand iets anders kan ervaren en voelen dan zijzelf. Hierdoor leren zij gevoelens en gedrag van anderen beter herkennen en begrijpen. Vanaf een jaar of negen kunnen kinderen beter nadenken over hun eigen gevoelens en leren ze relativeren. In de bovenbouw leren kinderen steeds beter hun emoties te reguleren. De meeste kinderen kunnen zich dan op een adequate manier uiten en over hun gevoelens praten.

Hoe kun jij jouw kind helpen bij het omgaan met emoties?

Emotieregulatie gaat bij de meeste kinderen niet vanzelf. Kinderen moeten nog leren wat ze kunnen doen als ze boos, verdrietig, bang of teleurgesteld zijn. Het ene kind gaat dit makkelijker af dan het andere. Kinderen met AD(H)D, ODD of autisme hebben er wat vaker moeite mee. Als ouder of verzorger speel jij een belangrijke rol in het helpen van je kind om emoties te reguleren. Maar hoe kun jij je kind helpen bij het omgaan met emoties?

1. Ga zelf op een gezonde manier om met je emoties

Jouw kind leert door jouw gedrag te imiteren. Door te laten zien hoe jij zelf op een gezonde manier met je emoties omgaat, leert jouw kind dit gedrag overnemen en toepassen. Je kind moet leren dat het normaal is om emoties te voelen, maar ook dat er strategieën zijn om deze emoties te beheersen zonder anderen of zichzelf te schaden. Een aantal gezonde strategieën zijn:

  • Je gevoelens hardop benoemen.
  • Je gevoelens met iemand delen of opschrijven.
  • Jezelf even terugtrekken.
  • Even diep ademhalen en tot tien tellen.
  • Een rondje rennen buiten.
  • Luisteren naar muziek.
  • Knuffelen met je huisdier.
  • Het probleem even laten rusten.
  • Samen oplossingen bedenken.

2. Erken het gevoel van jouw kind

Niemand kan natuurlijk voor jouw kind bepalen wat het wel of niet voelt. Laat je kind zien dat alle emoties een plaats hebben en geuit mogen worden. Dit kun je doen door actief te luisteren, het gevoel te benoemen en empathisch te reageren. Juist door het gevoel er te laten zijn zal je kind zich serieus genomen en begrepen voelen en leert je kind naar zijn eigen gevoelens te luisteren en deze serieus te nemen. Zeg bijvoorbeeld:

  • Oh dat is balen zeg. Ik snap dat je het jammer vindt dat het niet kon doorgaan.
  • Wat verdrietig is het dat je konijn is overleden!

3. Benoem het gevoel van je kind

Het kunnen benoemen van emoties speelt een belangrijke rol bij het aanleren van emotieregulatie. Kinderen vinden het vaak lastig te onderscheiden of ze bijvoorbeeld verdrietig, bang of boos zijn. Het kan helderheid scheppen wanneer je benoemt welk gevoel je waarneemt en samen te kijken waar dit mogelijk vandaan komt. Vanuit die duidelijkheid kan ook gekeken worden of je kind zich op een andere manier kan uiten. Zeg bijvoorbeeld:

  • Volgens mij zit je iets dwars.
  • Je vond het dus niet leuk bij oma? Vertel eens…
  • Volgens mij ben je een beetje boos op mij.

4. Praat over emoties met je kind

Uit onderzoek blijkt dat de emotionele intelligentie van kinderen zich beter ontwikkelt als zij over hun eigen gevoelens en over de gevoelens van een ander praten. Door de eerste signalen die je bij je kind waarneemt al te benoemen, leert je kind deze signalen eerder zelf te herkennen. Dat maakt het makkelijker erover te praten en controle te houden. Wanneer je kind overspoeld is door emoties, is praten vaak moeilijk. Het gesprek kan dan beter uitgesteld worden tot een moment dat je kind gekalmeerd is. Zeg bijvoorbeeld:

  • Ik zag aan je gezicht dat je het erg spannend vond.
  • Ben je zenuwachtig? Je zit zo te wiebelen met je benen.
  • Je schrok volgens mij, je werd helemaal bleek.

5. Bied ruimte om te ontladen

Je kunt ervan uitgaan dat achter elke emotie van je kind een reden, behoefte of wens zit. Probeer hier zelf of samen met je kind naar op zoek te gaan. Bied je kind ook de ruimte om te ontladen. Door op deze manier om te gaan met de emoties van je kind, leert je kind ze beter te begrijpen en ze minder te laten oplopen. Elk kind heeft zijn eigen manieren om dat te doen. Wat bij jouw kind werkt, is een kwestie van uitproberen. Je kunt het volgende eens proberen:

  • Samen knuffelen of stoeien.
  • Dansen en muziek maken.
  • Instorten op de bank.
  • Rondrennen in de tuin.
  • Springen op de trampoline.

Wat moet je vooral niet doen?

1. Emoties ontkennen

Kinderen kunnen gemakkelijk van slag raken door dingen die voor ons klein of onbelangrijk lijken, maar voor hen juist heel groot of belangrijk zijn. Een veel voorkomende reactie is om de emotie van het kind te ontkennen. Hoewel begrijpelijk en vaak goed bedoeld, zorgt het ervoor dat je kind minder goed leert omgaan met emoties. Je kind kan namelijk het gevoel krijgen dat het niet op zijn emoties kan vertrouwen en zal zich mogelijk niet serieus genomen voelen. Een aantal voorbeelden van uitspraken die je beter kunt vermijden:

  • Je hoeft niet zo van streek te zijn.
  • Je bent toch niet bang?
  • Je bent moe? Dat kan niet, je hebt net geslapen.

3. De emotie afkeuren

Als je kind onacceptabel gedrag laat zien, is het belangrijk om dit te begrenzen zonder daarbij de emotie van je kind af te keuren. Door emoties af te keuren, maak je het je kind juist moeilijker om zijn emoties te beheersen. Je leert je kind dan onbedoeld om emoties weg te duwen. De kans is groot dat ze op een ander moment heftiger naar voren komen. Of je kind wordt juist nog emotioneler om jou te laten zien dat zijn emotie er wel echt is. Zeg dus niet:

  • Stop nu met huilen, doe niet zo raar.
  • Je hoeft nu echt niet boos te zijn.

Voelt je hoofd als één grote chaos, pieker je veel en heb je steeds het gevoel iets te moeten doen? Zorg voor meer rust in je hoofd! Dat is natuurlijk een stuk makkelijker gezegd dan gedaan, daarom geven we 7 praktische tips om meer rust in je hoofd én leven te creëren.

Van onrust naar ruimte

Innerlijke rust ervaren: het klinkt zo heerlijk. Helaas zijn er heel wat dingen die dat fijne gevoel in de weg kunnen staan. Zoals een heftige gebeurtenis, veel dagelijkse verplichtingen of het steeds maar weer piekeren over iets wat je ‘verkeerd’ hebt gezegd of gedaan. Door continu aan te staan, krijgt je hoofd geen tijd om tot rust te komen. Dat kan vervolgens weer resulteren in slaapproblemen, een uitgeblust gevoel, (nog meer) piekeren en niet helder kunnen nadenken. Gelukkig is het goed mogelijk om hier wat aan te doen, zodat je weer meer rust en ruimte zult ervaren.

De 7 adviezen voor meer rust in je hoofd

1. Schep orde in de chaos

Heb je een eindeloze lijst aan taken of afspraken die maar door je hoofd blijven spoken? Of moet je vooral heel veel van jezelf? Dan is het een goed idee om je zaken op orde te stellen. Dit doe je bijvoorbeeld door alle dingen die je moet doen op te schrijven, vervolgens prioriteer je deze punten. Belangrijk is dat je daar realistisch in blijft en de lat niet te hoog legt. Om gemakkelijker te kunnen bepalen waar je prioriteiten liggen, kun je jezelf op vijf verschillende manieren de vraag ‘Moet ik dit nu doen?’ stellen. Dit doe je als volgt:

  • MOET ik dit nu doen? – Is het inderdaad noodzakelijk dat je deze taak uitvoert, of is het vooral iets wat jij (of iemand anders) graag zou willen?
  • Moet IK dit nu doen? – Ben jij echt degene die deze taak moet uitvoeren? Of kan je bijvoorbeeld iemand anders vragen dit van je over te nemen?
  • Moet ik DIT nu doen? – Is dit de taak die je op dit moment moet uitvoeren? Of zijn er eigenlijk dingen die je nu beter zou kunnen doen, zoals even je rust pakken of aan de slag gaan met een andere taak van je lijstje?
  • Moet ik dit NU doen? – Is de taak zó urgent dat het nu moet, of kan het ook best even wachten?
  • Moet ik dit nu DOEN? – Moet je hier echt iets mee doen, of kun je dit (beter) laten?

Door bovenstaande punten toe te passen, zul je meer overzicht, ruimte en rust in je hoofd krijgen.

2. Bouw meerdere rustmomenten per dag in

Als je de hele dag van hot naar her rent, krijgt je hoofd geen tijd om tot rust te komen. Dit terwijl je brein echt de tijd nodig heeft om alle prikkels te verwerken en even niet zo actief te zijn. En als je die rustmomenten uitstelt tot het moment dat je in bed ligt, is het goed mogelijk dat je moeilijk(er) in slaap komt en gaat piekeren. Daarnaast verhoogt niet genoeg rust pakken de kans op overbelasting, stress en andere gezondheidsproblemen. Om goed in je vel te zitten, is het dus ontzettend belangrijk om regelmatig herstelmomenten in te bouwen. En denk je nu: ‘maar daar heb ik toch helemaal geen tijd voor, ik moet nog zoveel doen’? Dan heb je het waarschijnlijk alleen maar harder nodig. Maar geen zorgen: die rustmomenten hoeven echt niet altijd veel tijd te kosten. Even inchecken bij jezelf en drie keer diep en bewust in- en uitademen – bijvoorbeeld op de wc op je werk – kan al helpend zijn. Andere mogelijkheden zijn:

  • Zitten of liggen met je ogen dicht en even helemaal niks doen. Vind je dat moeilijk? Je kunt er ook voor kiezen om bijvoorbeeld een (geleide) meditatie te doen.
  • Een powernap nemen. De ideale duur van een powernap? Zo’n 10 à 25 minuten. Je kunt dit het best doen voor 17.00 uur, daarna kan het je ritme verstoren en kan het moeilijker worden om ’s avonds in slaap te vallen.
  • Naar buiten gaan voor een wandeling en wat frisse lucht, actieve rust werkt namelijk ook herstelbevorderend. Het liefst in een natuurrijke omgeving, maar mocht je dit niet in de buurt hebben dan is dat geen probleem.

Na zo’n herstelmoment zul je meer in contact staan met hoe je je echt voelt. Daarnaast is het mogelijk dat je weer scherper en productiever bent, een fijne bonus dus! Voel je je juist minder actief? Ook dat is helemaal oké, probeer naar dat signaal te luisteren en het rustig(er) aan te doen.

3. Zeg vaker nee

Als je altijd overal maar ‘ja’ op zegt, is de kans groot dat je jezelf voorbij loopt en over je eigen grenzen heen gaat. Natuurlijk is het goed om er voor een ander te zijn, maar vergeet daarbij niet dat je zelf ook belangrijk bent. Vraagt je collega bijvoorbeeld voor de zoveelste keer of je een taak wil overnemen, terwijl je al een waslijst aan spoedjes hebt? Of heb je een verjaardag van een vriendin, maar ben je eigenlijk echt toe aan een avondje bankhangen? Bedenk dan dat ‘nee’ ook een antwoord is. Zeker als je dit niet gewend bent, kan dit in het begin erg moeilijk zijn en onwennig voelen. Maar op den duur zul je merken dat het je steeds makkelijker afgaat en zul je er meer rust in je hoofd en leven voor terugkrijgen. En het klinkt misschien cliché, maar het is belangrijk om te onthouden dat iemand die niet goed voor zichzelf zorgt, ook niet goed voor een ander kan zorgen.

4. Wees creatief

Creatief bezig zijn zorgt voor meer ontspanning. Hoe dat werkt? Creativiteit activeert de hersengebieden die gerelateerd zijn aan ontspanning en emotioneel welzijn. Dit zorgt er vervolgens voor dat er dopamine wordt aangemaakt: een stofje dat onder andere ontspanning en positieve en gevoelens versterkt. Daarnaast is creatief bezig zijn een vorm van mindfulness: je bent in het hier en nu, waardoor ook je piekerstroom kan afnemen. Geen idee wat te doen? Wat dacht je van kleuren, gitaar spelen, schilderen, legoën, zingen, kleien, breien of dansen? Belangrijk detail: het gaat om de weg ernaartoe, niet om het resultaat! Creëer gewoon wat er in je opkomt en waar je op dat moment zin in hebt. Heb je daar moeite mee, bijvoorbeeld doordat je erg perfectionistisch bent? Geef jezelf als opdracht om juist iets ‘lelijks’ maken, dat haalt de druk eraf.

5. Mindfulness en meditatie

We noemden het al even: mindfulness en meditatie dragen bij aan meer rust in je hoofd. Het leert je met meer afstand te kijken naar je gedachten en gevoelens. Je bént niet je gedachten en gevoelens, je observeert ze alleen. Vooral als je nog nooit mindfulnessoefeningen of een meditatie hebt gedaan, kan het lastig voelen. Wellicht ervaar je gedachten als: ‘doe ik het wel goed?’ en ‘zou ik niet meer ontspannen moeten zijn?’. Weet dan dat je het niet fout kunt doen. Het enige wat je hoeft te doen als je zulke gedachten ervaart of afgeleid raakt, is op een vriendelijke manier weer met je aandacht teruggaan naar de oefening. Er zijn handige apps beschikbaar, zoals Headspace en VGZ Mindfulness Coach, vol met meditaties en mindfulnessoefeningen.

Daarnaast kun je eigenlijk altijd en overal oefenen met mindfulness. Focus je bijvoorbeeld eens volledig op het handen wassen, zonder daarbij te oordelen. Hoe voelt het water aan: warm of koud? En hoe raken je handen elkaar? Door regelmatig mindful te zijn, ben je vaker in het hier en nu in plaats van in je hoofd.

6. Zoek de rust op

Het kan soms lastig zijn om in je eigen omgeving te ontspannen. Bijvoorbeeld doordat je continu wordt herinnerd aan de stapel was die zich niet vanzelf opvouwt, het onkruid in de tuin of de schilderijen die je al een half jaar geleden had willen ophangen. Zoek daarom regelmatig de rust op, je kunt dit zo groot of klein maken als je zelf wilt. Hieronder een aantal ideeën om buitenshuis tot rust te komen:

  • Een lange wandeling in het bos;
  • Een rustige yogales;
  • Ontspannen en badderen in een spa of wellnesscentrum;
  • Een massage;
  • Uitwaaien op het strand;
  • Een floatingsessie.

7. Uit je hoofd, in je lijf

Sporten is niet alleen goed voor ons fysieke welzijn, maar ook voor ons mentale welzijn. Tijdens lichaamsbeweging komen er namelijk endorfines vrij: deze stofjes vergroten je geluksgevoel en werken stressverlagend. Daarnaast verleg je de focus op je lichaam, wat ook weer helpt om minder in je hoofd te zitten. Ga hierbij vooral voor een sport die je leuk vindt, zoals hardlopen, zwemmen, spinning of dansen. Zorg ook voor een rustige op- en afbouw en doe na het sporten een ontspanningsoefening, zodat je je lichaam weer tot rust kunt brengen. Want een rustiger lichaam draagt ook weer bij aan een rustiger hoofd.

Meer rust in je hoofd? Geef jezelf tijd!

Rust in je hoofd creëren is niet iets wat je van de ene op de andere dag doet, het kost tijd. Start dus niet met alles tegelijkertijd, maar begin met de stap die jou het meest aanspreekt of het meest passend voelt. Het is namelijk niet de bedoeling dat je het gevoel hebt nóg meer te moeten. Door de 7 bovenstaande tips langzaamaan in je leven te bouwen, zul je merken dat je er meer rust in je hoofd voor terugkrijgt.

Vermijd je het liefst spannende situaties? Geen zorgen, dat doen we allemaal weleens. Maar bij sommigen gaat dit veel verder en is er sprake van een vermijdende persoonlijkheidsstoornis, ook wel bekend als een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. Wat houdt dit precies in, hoe herken je het en wat zijn mogelijke gevolgen? Door een vermijdende persoonlijkheidsstoornis aan te pakken, krijg je mogelijk meer rust in je hoofd en meer plezier in je leven. In dit artikel lees je hoe je een vermijdende persoonlijkheidsstoornis herkent en geven we 5 concrete adviezen over het omgaan met een vermijdende persoonlijkheidsstoornis.

Wat is een vermijdende persoonlijkheidsstoornis?

Als je een vermijdende persoonlijkheidsstoornis hebt, laat je vanaf jongvolwassen leeftijd (tussen de 18 en 25 jaar) een aanhoudend patroon zien van sociale afremming, minderwaardigheidsgevoelens en een overgevoeligheid voor kritiek. Dit patroon is aanwezig in uiteenlopende situaties en blijkt uit vier (of meer) van de volgende kenmerken:

  • Je vermijdt beroepsmatige activiteiten waarbij interpersoonlijk contact nodig is vanwege de angst voor kritiek, afkeuring of afwijzing.
  • Je vermijdt interpersoonlijk contact, tenzij je zeker weet dat je aardig wordt gevonden.
  • Je bent terughoudend in intieme relaties vanwege de angst om belachelijk te worden gemaakt of beschaamd te worden.
  • In alledaagse sociale situaties ben je er erg op gefocust of je bekritiseerd of afgewezen wordt.
  • Je bent geremd in nieuwe sociale situaties doordat je gevoelens van incompetentie ervaart.
  • Je ziet jezelf als onaantrekkelijk, sociaal onbekwaam of minderwaardig aan anderen.
  • Je bent erg terughoudend in het ondernemen van nieuwe activiteiten die kunnen leiden tot gevoelens van schaamte.

Gevolgen van een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis

Een vermijdende persoonlijkheidsstoornis kan grote gevolgen hebben op je leven. Het belemmert je om te groeien, nieuwe dingen te leren en nieuwe relaties aan te gaan. Je bent bijvoorbeeld zo bang voor kritiek dat je nooit een nieuwe baan, studie of hobby uitprobeert. Gevoelens van waardeloosheid kunnen je ervan weerhouden om liefde en vriendschap te zoeken. De angst voor schaamte en afwijzing kan ervoor zorgen dat je niet zoveel over jezelf durft te delen. En als je je maar enigszins beoordeeld voelt, kap je het contact direct af.

Als je een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis niet tijdig aanpakt, leiden je gedachten en gedrag tot isolatie en eenzaamheid. De kans is groot dat je ook andere psychische stoornissen of klachten ontwikkelt. Veel voorkomend zijn:

  • een angststoornis, zoals een paniekstoornis, agorafobie of een sociale angststoornis;
  • depressie;
  • middelen misbruik;
  • een eetstoornis, zoals anorexia of een eetbuistoornis;
  • een andere persoonlijkheidsstoornis, zoals een afhankelijke of obsessief compulsieve persoonlijkheidsstoornis;
  • suïcidaliteit.

Hoe kun je omgaan met je vermijdende persoonlijkheidsstoornis?

Als je een vermijdende persoonlijkheidsstoornis hebt, kan dat dus de nodige uitdagingen met zich meebrengen. Gelukkig zijn er manieren om met de symptomen om te gaan. Een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis is goed aan te pakken met verschillende strategieën die ook gebruikt worden om een sociale angststoornis te overwinnen. We hebben vijf adviezen voor je op een rijtje gezet.

1. Verander je innerlijke monoloog. Je innerlijke monoloog is de manier waarop je tegen jezelf praat. Jouw innerlijke monoloog vertelt bijvoorbeeld: ‘De mensen om me heen denken dat ik een last ben’ of ‘Iedereen zal me uitlachen als ik me uitspreek.’ Die gedachten kunnen je sterk ontmoedigen om sociale situaties aan te gaan. Jouw innerlijke monoloog kan jouw angsten voeden, waardoor je nog meer gaat vermijden. Als je in een sociaal isolement raakt, versterk je die negatieve overtuigingen alleen maar. Je geeft ze in ieder geval niet de kans om weerlegd te worden.

Je kunt leren om je eigen gedachten te onderzoeken. Je gedachten zijn namelijk niet altijd objectieve feiten. In sommige gevallen catastrofeer je, dat betekent dat je ervan uitgaat dat het ergste zal gebeuren. In andere gevallen zul je gedachten lezen: je doet aannames over wat andere mensen denken ondanks een gebrek aan bewijs. Wanneer je jezelf betrapt op negatief denken, probeer dan je angsten uit te dagen en te vervangen door een positievere innerlijke dialoog. Negatieve gedachten de baas worden is een proces, heb dus geduld met jezelf. Je wordt er vanzelf beter in als je maar blijft oefenen.

2. Sociale vaardigheden verbeteren. Als je denkt dat je sociaal onbekwaam bent, zie je het misschien niet zitten om zelfs maar een oppervlakkig praatje te maken. Je kunt natuurlijk altijd een sociale vaardigheidstraining volgen om je sociale vaardigheden te verbeteren en je zelfvertrouwen te vergroten. Hier zijn alvast een aantal trucjes om je op weg te helpen.

  • Richt je aandacht naar buiten. In plaats van stil te staan bij je interne monoloog, let je bijvoorbeeld op de lichaamstaal van je gesprekspartner. Of neem je omgeving in je op. Speelt er muziek op de achtergrond? Probeer onderwerpen te vinden om een stilte in het gesprek te vullen. Een kleine opmerking kan gemakkelijk leiden tot een langere dialoog.
  • Word nieuwsgierig. Wanneer je nieuwsgierigheid toont naar andere mensen, zul je merken dat ze vaak bereid zijn om te kletsen. Gesloten vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden, kunnen het gesprek verkorten. Gebruik in plaats daarvan open vragen om langere antwoorden te inspireren. Denk aan vragen die beginnen met ‘wat’, ‘waarom’, ‘waar’, ‘wanneer’ en ‘hoe’.
  • Neem de tijd. Als je je angstig voelt, ga je vaak te snel praten. Probeer je spraak te vertragen en gebruik pauzes om je gedachten te verzamelen. Je komt dan over als een attente gesprekspartner en hebt meer tijd om je boodschap over te brengen.

3. Leer beter omgaan met stress. Als je een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis hebt, kunnen er allerlei sociale zorgen door je hoofd spoken, waardoor je je overweldigd kunt voelen door stress. Gelukkig zijn er manieren om je algehele stress- en angstniveau te verminderen. Probeer regelmatig te sporten, gezond te eten en voldoende te slapen. Een actieve levensstijl zorgt voor een afname in stresshormonen en een toename van stemming verhogende hormonen zoals serotonine en dopamine. Met ademhalingsoefeningen kun je de stressreactie van je zenuwstelsel beheersen. Alcohol en drugs kunnen helpen om je meer op je gemak te voelen in sociale situaties, maar vergroten op de lange termijn je angst. Probeer ze te vervangen door gezondere copingtechnieken.

4. Ga de confrontatie met je angsten aan. Hoewel het uit de weg gaan van sociale situaties de makkelijkste weg lijkt, kan het je angst ook intenser maken en je eenzaamheid vergroten. Probeer geleidelijk aan je comfortzone te vergroten door jezelf bloot te stellen aan situaties die je normaal gesproken zou vermijden. Je kunt dit doen met behulp van een angstladder, waarbij je stressvolle situaties rangschikt op volgorde van minst tot meest beangstigend. Door langzaam de ladder op te gaan, kun je je angsten stap voor stap confronteren. Wanneer je je overweldigd voelt, gebruik dan stressverlichtingtechnieken zoals mindfulness om zo minder angst en meer controle te ervaren.

5. Onderzoek je hechtingsstijl. De kwaliteit van de hechtingsband die je opbouwt in je eerste levensjaren met je ouders of verzorgers, is van invloed op het verloop van jouw verdere sociaal-emotionele, taal- en cognitieve ontwikkeling. Deze basis neem je mee naar je volwassen leven en zo kunnen verschillende hechtingsstijlen ontstaan. Als er iets niet goed is gegaan in de hechting, noemen we dat onveilige hechting. Veel omstandigheden kunnen ervoor zorgen dat je onveilig gehecht bent. Probeer jouw hechtingsstijl beter te begrijpen. Het ontwikkelen van een autobiografisch verhaal kan je helpen beter te begrijpen hoe je een vermijdende persoonlijkheidsstoornis hebt ontwikkeld. Misschien kun je alsnog met je ouder(s) praten over wat er vroeger speelde, zodat je een eventueel trauma kunt verwerken of meer begrip kunt krijgen voor jouw ouder. Meer tijd doorbrengen met anderen die een veilige hechtingsstijl hebben, kan je helpen groeien en ontwikkelen. Zo leer je hopelijk meer veiligheid en vertrouwen en minder angst te ervaren in je relaties met anderen.

Tot slot

Vermoed jij dat je een vermijdende persoonlijkheidsstoornis hebt, dan kan het een goed idee zijn om een afspraak te maken met je huisarts. Je huisarts kan je vervolgens doorverwijzen naar een psycholoog om een diagnose vast te stellen. Een psycholoog kan je ook helpen om te leren leven met een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis en je klachten te verminderen.

Jeugdtrauma kan gevolgen hebben die pas aan het licht komen als je volwassen bent. Door jeugdtrauma op latere leeftijd alsnog aan te pakken, kun je mogelijk meer genieten van het heden en positiever uitkijken naar de toekomst. Dit artikel legt uit wat de gevolgen van jeugdtrauma kunnen zijn en hoe therapie kan helpen om jeugdtrauma te overwinnen.

Wat is jeugdtrauma?

Jeugdtrauma is een trauma dat ontstaat in de kindertijd. Een jeugdtrauma kan ontstaan door dingen die er waren maar er niet hadden moeten zijn, of doordat er dingen ontbraken die er juist wel hadden moeten zijn. Jeugdtrauma wordt onderverdeeld in de volgende categorieën:

  • lichamelijke mishandeling;
  • seksueel misbruik, waaronder incest: je werd als kind seksueel misbruikt door een naaste bloedverwant;
  • emotioneel misbruik: je werd als kind gekleineerd of gechanteerd;
  • affectieve verwaarlozing; je kreeg als kind nauwelijks liefde, warmte en aandacht van jouw opvoeders.

Traumasporen

Prof. dr. Bessel van der Kolk is een van ’s werelds meest vooraanstaande deskundigen op het gebied van traumabehandeling en posttraumatische stressstoornis (PTSS). In zijn boek ‘Traumasporen’ legt hij uit dat trauma impact heeft op het functioneren van de hersenen, waardoor je de regie over je lichaam en jezelf kunt verliezen. Zijn belangrijkste stelling is dat trauma niet gaat over herinneringen waardoor je leeft in het verleden, maar dat je door trauma niet in staat bent om in het hier en nu te leven. Je ervaart de emoties en fysieke sensaties van het trauma niet als herinneringen, maar als fysieke reacties in het heden.

Veranderingen in de hersenen

Uit hersenonderzoek blijkt dat trauma kan leiden tot veranderingen in de hersenen. Als je schokkende gebeurtenissen meemaakt of je bedreigd voelt, zend je instinctief signalen uit naar anderen om je te hulp te schieten. Maar als niemand je helpt of het gevaar blijft dreigen, treden de emotionele hersenen in werking. De emotionele hersenen zijn oudere hersengebieden en bestaan uit de zoogdierhersenen en de reptielenhersenen. Als gevolg blokkeert het talige deel van je brein en schakel je over op primitieve manieren van overleven: vechten, vluchten of verstijven. Deze reacties worden aangestuurd door stresshormonen.

Chronische stressreactie

Als je als kind getraumatiseerd bent, is de stressreactie chronisch geworden. Daardoor raakt het alarmsysteem in je hersenen verkeerd afgesteld. Je hebt moeite om onderscheid te maken tussen reëel en denkbeeldig gevaar en leeft in een staat van constante waakzaamheid. De emotionele hersenen geven steeds signalen af dat de wereld onveilig is.

Het taalcentrum – het gebied van Broca in de frontale hersenkwab – sluit zich af bij heftige ervaringen, waardoor je vaak moeilijk woorden kunt vinden voor wat jou is overkomen. In tegenstelling tot het rationele brein, drukken de emotionele hersenen zich uit in lichamelijke reacties. Je wordt bijvoorbeeld plotseling misselijk, krijgt hevige buikpijn of een paniekaanval. Je lichaam kan soms net een pingpongbal lijken, waar je nauwelijks controle over hebt.

Waar komen die heftige emoties vandaan?

Je vindt het misschien lastig om te achterhalen waar jouw heftige emoties en de spanning die je voelt vandaan komen. Het kan ook zijn dat je vaak helemaal niet weet wat je voelt. Misschien heb je geleerd om je gevoelens uit te schakelen. Op een elementair niveau is jouw gevoel van veiligheid geschaad. Ook al is de traumatische gebeurtenis misschien lang geleden, je lichaam draagt de sporen nog steeds met zich mee.

Jeugdtrauma verandert het brein

Trauma verandert het brein op korte maar ook op lange termijn. Uit onderzoek blijkt dat er een verband is tussen jeugdtrauma en lichamelijke ziekten op volwassen leeftijd. Jeugdtrauma is een sterke voorspeller van het ontwikkelen van een psychische aandoening op volwassen leeftijd.  Wanneer je op jonge leeftijd langdurig en ernstig wordt getraumatiseerd, kun je een complex trauma ontwikkelen, ook wel Complexe Posttraumatische Stress Stoornis genaamd. De symptomen van CPTSS zijn ernstiger en duren langer dan de symptomen van PTSS. Jeugdtrauma kan zich uiten in de vorm van uiteenlopende psychische klachten:

  • angsten;
  • depressies;
  • wisselende stemmingen;
  • woede aanvallen;
  • verslaving;
  • eetproblemen;
  • dissociatie;
  • nachtmerries;
  • slaapproblemen;
  • negatief zelfbeeld;
  • interpersoonlijke problemen;
  • zelfbeschadiging;
  • suïcidaliteit.

 Jeugdtrauma verwerken op latere leeftijd

De gevolgen van onbehandeld jeugdtrauma kunnen dus groot zijn. Ook al is het lang geleden, je kunt een jeugdtrauma gelukkig op latere leeftijd alsnog aanpakken. Een belangrijke voorwaarde voor traumabehandeling is dat er voldoende stabiliteit is in je leven. Daar moet je mogelijk eerst aan werken voordat je start met een traumabehandeling. Het is belangrijk dat traumaverwerking voorzichtig, geleidelijk en zorgvuldig gebeurt.

Therapie voor jeugdtrauma

Als je besluit jeugdtrauma op latere leeftijd aan te pakken, dan is dat een dappere stap. Er zijn binnen de ggz drie wetenschappelijk onderbouwde verwerkingstechnieken voor de behandeling van jeugdtrauma: EMDR, Imaginaire Rescripting en Imaginaire Exposure. Vaak worden meerdere technieken toegepast, eventueel in combinatie met medicijnen tegen angst en depressie.

  • EMDR (Eye Movement Desensitization and Reprocessing) is geschikt als je erg veel spanning ervaart door wat je hebt meegemaakt. Bij deze techniek beweeg je snel met de ogen terwijl je het trauma herinnert, waardoor de herinnering eraan afzwakt.
  • Als je een traumatische gebeurtenis hebt meegemaakt waarbij de interactie met je opvoeders een rol speelt is Imaginaire Rescripting een goed alternatief. Je wordt gevraagd naar het meest nare beeld van de gebeurtenis te kijken en stelt je voor dat een volwassene in het beeld ingrijpt. Hierdoor verander je actief de betekenis van de gebeurtenis.
  • Imaginaire Exposure is vooral geschikt als je een sterke neiging hebt om alles wat je aan het trauma herinnert te vermijden. Je wordt gevraagd gedetailleerd te vertellen over het trauma. De traumatische gebeurtenis wordt herbeleefd in woorden, beelden, lichamelijke sensaties, emoties en gedachten. Vermijding is dan niet mogelijk.

Jeugdtrauma verwerken, wat schiet je ermee op?

Jeugdtrauma verwerken kan lang duren en enorm veel energie vragen. Dat is ook precies de reden waarom veel mensen het proces maar uit de weg blijven gaan. Toch kan het je uiteindelijk veel voldoening opleveren. De confrontatie met het aangaan van jouw trauma geeft je uiteindelijk de kracht om je eigen weg te vinden. Om verantwoordelijkheid te nemen voor wat van jou is en bij anderen te laten wat van hen is, gezonde relaties op te bouwen, en vooral weer op jezelf te gaan vertrouwen. Wanneer de verbinding met jezelf en je zelfbeschikking terugkeert, wordt je niet meer overspoeld door de intense gevoelens die gekoppeld zijn aan traumatische ervaringen. Uiteindelijk is het belangrijk dat je kunt vertellen wat er met je is gebeurd, dat je de waarheid kunt vertellen en dat je weet dat het niet jouw schuld was. Dit proces kan soms jaren duren, maar de enige weg eruit, is er doorheen.

Heb jij een relatie met iemand met ADHD en zit het jullie relatie soms in de weg? Niet getreurd! Elke relatie heeft of krijgt te maken met verschillende uitdagingen. Om ervoor te zorgen dat jullie relatie kan floreren, is het belangrijk dat je de ADHD van je partner goed begrijpt. Zo zijn er een aantal dingen waarmee je rekening kunt houden bij het omgaan met je partner. In dit artikel bespreken we eerst welke impact ADHD kan hebben op jullie relatie. We sluiten daarna af met een aantal tips die jullie kunnen gebruiken om jullie relatie te laten floreren.

Hoe uit ADHD zich bij jouw partner?

Jouw partner heeft ADHD. Dat houdt in dat hij of zij iedere dag weer worstelt met aandachts- en concentratieproblemen, impulsiviteit en/of hyperactiviteit. ADHD symptomen kunnen tot veel frustraties leiden, vooral als je nog niet begrijpt waar bepaald gedrag vandaan komt. Wellicht herken je enkele van onderstaande zaken bij jouw partner:

  • moeite hebben met het uitvoeren van vervelende taken en routineklussen;
  • moeite hebben om de werkdag te structureren;
  • afspraken vergeten of niet nakomen;
  • de tijd te optimistisch inschatten;
  • er niet tegen kunnen als de plannen onverwachts gewijzigd worden;
  • overgevoeligheid door een hyperactief zenuwstelsel. Je partner heeft moeite om zich af te sluiten voor zintuiglijke prikkels en reageert op alles wat hij of zij ziet, ruikt, hoort en voelt;
  • moeite hebben om je tijdens een gesprek te blijven concentreren;
  • moeite hebben om de eigen behoeften op passende wijze te uiten;
  • moeite hebben om signalen van jou te interpreteren en zorgzaamheid te tonen;
  • moeite hebben met sociale contacten, zowel in kleinere als grotere groepen;
  • moeite hebben met ‘small talk’;
  • zich snel bekritiseerd voelen.

De invloed van ADHD op romantische relaties

Elke relatie heeft zijn eigen uitdagingen. In sommige gevallen doet ADHD daar een schepje bovenop, maar dat is niet altijd het geval! ADHD hoeft helemaal geen probleem te vormen in jullie relatie. Sterker nog, voor velen zorgt het juist voor de passie en spontaniteit die ze zoeken. Er zijn echter ook situaties waarin de balans in relaties onder druk staat door ADHD, zoals:

  • Er is binnen de relatie een gebrek aan erkenning (door één of beiden) over het feit dat ADHD een rol speelt in de relatie.
  • De partner met ADHD had aan het begin van de relatie heel veel aandacht voor de ander. Deze ‘hyperaandacht’ is plotseling gestopt. Hierdoor voelt de ander zich onzeker, verwaarloosd of eenzaam.
  • De partner zonder ADHD voelt zich erg verantwoordelijk en neemt veel praktische taken in het huishouden op zich. Dit kan leiden tot een negatieve verhouding in de relatie of tot een ouder-kind dynamiek. De ander probeert om de partner met ADHD te verzorgen of te ‘repareren’.
  • Als reactie op het gebrek aan aandacht en het niet uitvoeren van bepaalde taken is de ander agressiever geworden naar de partner met ADHD.
  • Beide partners sporen elkaar voortdurend aan in de hoop iets van de ander gedaan te krijgen.
  • Woede, frustraties en beschuldigingen staan de behoefte aan intimiteit in de weg. De seksuele relatie is daardoor tijdelijk of blijvend stilgevallen.
  • De ander verwijt, bewust of onbewust, de partner met ADHD hun onbevredigend leven.
  • Beiden verliezen het vertrouwen in henzelf en in de relatie.

Hoe kan ik omgaan met een partner met ADHD?

Omgaan met ADHD is niet altijd even makkelijk, zowel niet voor jou als voor jouw partner met ADHD. Toch hoeft het geen blok aan jullie been te zijn en kunnen ook jullie genieten van een relatie waarin liefde en verbondenheid op de voorgrond staan. Hoe kun je ervoor zorgen dat jullie relatie floreert en jullie samen sterker worden? Zo pak je dat aan:

  1. Herken de ADHD. Zoals in elke relatie is het belangrijk om elkaar te leren begrijpen. Je doet er goed aan om je te verdiepen in de kenmerken van ADHD. Als je meer inzicht hebt in wat ADHD voor jouw partner betekent, kun je in het dagelijkse leven makkelijker herkennen wat door de ADHD veroorzaakt wordt. Als je weet waar bepaalde problemen vandaan komen, kun je er makkelijker begrip voor opbrengen en beter inschatten hoe je er mee om kunt gaan. Je kunt je aansluiten bij een GGZ groep voor partners en familieleden van iemand met ADHD. Thema’s die vaak aan bod komen zijn zelfzorg, je grenzen bewaken en het zoeken van steun.
  2. Heldere en open communicatie. Voor een gezonde relatie is het belangrijk dat jullie samen open gesprekken voeren. Geef daarin aan waar je behoefte aan hebt en wat je graag anders wilt. Probeer je wensen op een positieve manier te formuleren en voorkom beschuldigingen en verwijten. Bespreek dat jullie beiden verantwoordelijk zijn voor jullie gedrag. Het is belangrijk dat jouw partner verantwoordelijkheid neemt voor de ADHD en voor de impact van de ADHD op jullie relatie. Dat kan inhouden dat je partner professionele hulp zoekt. Als je veel last hebt van bepaalde dingen, geef dan duidelijk je grenzen aan en leg uit wat het met jou doet en wat je voelt. Het is dan aan je partner of deze daar rekening mee houdt of niet. Accepteer dat je je partner niet kunt veranderen en dat je geen controle hebt over het gedrag van je partner. Je kunt wel nagaan welk aandeel jij zelf hebt in de conflicten en wat je aan je houding of gedrag kunt veranderen.
  3. Erken je emoties en zorg voor jezelf. Voor een gezonde relatie is het essentieel dat je alle emoties accepteert. Je partner zal misschien vaak boos of verdrietig zijn, of zich gefrustreerd voelen over problemen die voortkomen uit de ADHD. Neem je partner serieus en probeer tot steun te zijn. Nog belangrijker is het dat je je eigen emoties erkent en toelaat. Geef dus ruimte aan gevoelens van boosheid, verdriet, frustratie, angst en twijfel. Je hoeft je niet voortdurend aan te passen, sterk te houden en rekening te houden met je partner omdat deze ADHD heeft. Daarnaast is het belangrijk dat je compassie en begrip hebt voor jezelf. Zoek steun als je dat nodig hebt en zorg goed voor jezelf.
  4. Zoek naar praktische en constructieve oplossingen. In plaats van je te ergeren of je partner af te wijzen kun je beter samen zoeken naar praktische en constructieve oplossingen. Probeer het gedrag van je partner zoals te laat komen, een afspraak vergeten of laksheid in het huishouden niet als opzettelijk te zien. Zorg voor routine en structuur in de dagindeling. Het kan helpen om een planbord te gebruiken waar belangrijke afspraken op staan. Spreek af om de taakverdeling in het huishouden zo in te richten, dat jullie allebei klussen doen die bij je passen. Voor je partner zullen dat waarschijnlijk taken zijn die niet op een vaste tijd gedaan hoeven te worden. Of wissel bepaalde saaie taken juist af, om sleur te voorkomen. Beperk het bieden van ondersteuning. Geef je partner het vertrouwen dat hij of zij dingen zelf kan, zodat jullie niet in een ouder-kind rol terecht komen.
  5. Zoek steun. Komen jullie er ondanks deze tips samen niet uit, zoek dan hulp. Een professionele hulpverlener kan jullie helpen om copingstrategieën te ontwikkelen. Ook kan er onderzocht worden of je partner er baat bij heeft om medicatie te gebruiken.

Toont jouw kind soms perfectionistisch gedrag? Geen zorgen! Dat is helemaal oké. Maar waar ligt de grens en wat moet je doen als het perfectionistische gedrag van jouw kind uit de hand begint te lopen? We worden namelijk niet geboren als perfectionist, maar de neiging hiertoe ontstaat al wel op jonge leeftijd. Ongezond perfectionisme kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van je kind. Je doet je kind dus een groot plezier door op jonge leeftijd te werken aan het ‘tegengaan’ van perfectionisme. Hoe? Dat lees je in dit artikel.

Maar eerst: wat is perfectionisme?

Over het algemeen kan perfectionisme worden opgevat als het streven naar onberispelijkheid of de overtuiging dat alles wat minder dan perfect is, niet goed genoeg is. Enkele veelvoorkomende thema’s die vaak worden opgenomen in definities van perfectionisme zijn:

  • De overtuiging dat perfectie noodzakelijk of haalbaar is;
  • Een obsessieve neiging om extreem hoge eisen te stellen aan jezelf of anderen;
  • De neiging om zelfkritisch of overdreven kritisch te zijn ten opzichte van anderen;
  • Een obsessieve behoefte om perfectie te bereiken of om fouten te vermijden;
  • Een angst om te falen of een overtuiging dat falen onaanvaardbaar is.

Joachim Stoeber, professor in de psychologie aan de universiteit van Kent, onderscheidt 2 soorten perfectionisme: aangepast (adaptief) en niet-aangepast (maladaptief) perfectionisme, ook wel gezond en ongezond perfectionisme genoemd. Gezond perfectionisme hangt samen met hoge eisen stellen aan jezelf en streven naar uitmuntendheid, maar wel in combinatie met het vermogen om fouten en tegenslagen te accepteren als een normaal onderdeel van het leer- en groeiproces. Ongezond perfectionisme wordt daarentegen gekenmerkt door een obsessieve behoefte om perfectie te bereiken en een onvermogen om fouten of niet-perfecte resultaten te accepteren.

Hoe weet ik of mijn kind last heeft van ongezond perfectionisme?

Het is niet altijd even makkelijk om (ongezond) perfectionisme te herkennen bij je kind. Vooral als je er zelf als ouder misschien ook last van hebt. Maar door goed te luisteren en aandacht te besteden aan hoe jouw kind zich in (bepaalde) situaties gedraagt en hoe hij of zij zich uit, kun je snel goede inzichten krijgen. Je kunt perfectionisme bij je kind herkennen aan de volgende kenmerken:

  • een hoog stressniveau;
  • een sterke competitiedrang;
  • hoge eisen stellen aan zichzelf;
  • zelfkritisch zijn en zich snel schamen;
  • kritisch zijn op anderen;
  • zelden tevreden zijn over de dingen die je maakt of doet;
  • werkjes niet af krijgen omdat het nooit goed genoeg is;
  • een neiging tot faalangst bij het uitvoeren van taken;
  • gevoelig zijn voor kritiek;
  • moeilijke taken uitstellen;
  • moeilijk keuzes kunnen maken;
  • moeilijk met fouten kunnen omgaan;
  • focussen op wat minder goed lukt;
  • mislukkingen moeilijk kunnen loslaten.

De gevaarlijke gevolgen van perfectionisme

Ongezond perfectionisme remt je kind af, gaat vaak gepaard met faalangst en kan negatieve gevolgen hebben voor de gezondheid van je kind. Uit onderzoek blijkt dat er een verband bestaat tussen perfectionisme en de volgende symptomen:

  • gevoelens van schaamte, schuld, tekortschieten of zelftwijfel;
  • moeilijk kunnen ontspannen of genieten van vrijetijdsactiviteiten;
  • moeite hebben om gezonde relaties aan te gaan en te onderhouden;
  • moeite om taken of projecten af te ronden omdat het niet aan de eigen hoge normen voldoet;
  • verhoogde niveaus van (faal)angst, depressie en stress;
  • slapeloosheid;
  • chronische vermoeidheid;
  • chronische hoofdpijn;
  • een verstoorde spijsvertering;
  • nek- en rugklachten;
  • dwangstoornissen;
  • eetstoornissen;
  • verslaving;
  • burn-out klachten;
  • zelfbeschadiging;
  • zelfmoordgedachten.

Dat is nogal een pittige lijst. Als ouder wil je er natuurlijk alles aan doen om te voorkomen dat jouw kind hieronder lijdt. Tijdig het perfectionistische gedrag van je kind aanpakken is dus een noodzaak.

 Hoe kun je perfectionistisch gedrag bij je kind tegengaan?

Door ongezond perfectionistisch gedrag bij je kind zo veel mogelijk tegen te gaan, help je jouw kind gezonder, succesvoller en gelukkiger in het leven te staan. Je kunt dit doen door een omgeving te creëren waarin de focus niet ligt op prestaties en waarin ruimte is voor falen en onvolmaaktheid. Het is belangrijk dat je kind voelt en weet dat jouw liefde en zorg niet afhangen van prestatie. Zo pak je het aan:

  1. Investeer in het aanleren van sociale en emotionele vaardigheden. Het is misschien wel de belangrijkste taak als ouder om kinderen te leren hoe ze contact kunnen maken en goed kunnen opschieten met vriendjes. Goed ontwikkelde sociale en emotionele vaardigheden maken je kind waarschijnlijk gelukkiger en leuker om mee om te gaan en vergroten de kans op maatschappelijk succes.
  2. Leer je kind het belang van zelfzorg. Het is goed om je kind bij te brengen dat evenwicht en balans belangrijker zijn in het leven dan perfectie en resultaten. Leer je kind om prioriteit te geven aan zijn of haar lichamelijke en geestelijke gezondheid. Dit kun je bijvoorbeeld doen door je kind te leren om grenzen te herkennen en te respecteren. Leer je kind om vaker af te remmen in plaats van zichzelf te pushen en rust en ontspanning in te bouwen. Zorg er voor dat je kind ook een lichtere en speelse kant ontwikkelt.
  3. Leer je kind omgaan met tegenslagen. Het is belangrijk dat je kind al jong leert dat teleurstellingen bij het leven horen. Probeer je kind niet teveel te beschermen door het weg te houden bij problemen en tegenslagen. Kinderen leren het beste door zelf de gevolgen te ervaren. Laat je kind zien hoe je zelf met tegenslag omgaat en wat je daar van leert. Leg uit hoe je iets kan verwerken dat fout ging, bijvoorbeeld door het in een dagboek op te schrijven, erover te praten of om jezelf te lachen. Laat blijken dat je trots bent op de moeite die je kind ergens in heeft gestoken, ook als het anders uitpakte dan verwacht.
  4. Moedig een groeimindset aan. Help je kind te begrijpen dat iedereen fouten maakt en dat je van fouten en kritiek waardevolle lessen kunt leren die je helpen om te groeien. Je kunt bij het maken van fouten tegen je kind zeggen: ‘Ik ben trots op de moeite die je erin hebt gestoken’. Zo laat je weten dat jouw liefde en zorg niet afhankelijk zijn van prestatie. Moedig je kind aan om uitdagingen aan te gaan, om nieuwe dingen te proberen en risico’s te nemen. Uit onderzoek blijkt dat hoe meer iemand zichzelf uitdaagt, hoe meer de hersenen zich ontwikkelen.
  5. Leer je kind het belang van zelfcompassie. Dingen gaan nu eenmaal niet altijd zoals je dat zou willen in het leven. Je krijgt te maken met verlies, loopt tegen je eigen grenzen aan en voldoet niet aan je eigen idealen. Compassie hebben voor jezelf betekent dat je je menselijkheid accepteert en respecteert. Leer je kind daarom vriendelijk en begripvol te zijn in plaats van zichzelf te veroordelen en te bekritiseren voor allerlei tekortkomingen.
  6. Zoek steun. Als je kind worstelt met perfectionisme in een mate die aanzienlijke stress of angst veroorzaakt, zoek dan hulp. Een professionele hulpverlener kan helpen om copingstrategieën te ontwikkelen en onderliggende problemen op te lossen die kunnen bijdragen aan perfectionisme.

Bij depressiviteit denk je misschien al snel aan mensen die niet goed functioneren in het dagelijkse leven. Maar wist je dat er ook een vorm van depressie bestaat die voor de buitenwereld veelal onopgemerkt blijft? Dan hebben we het over de zogeheten ‘hoogfunctionerende depressie’. In dit artikel leggen wij uit wat de kenmerken zijn en geven we een aantal tips om er mee om te gaan.

Wat is hoogfunctionerende depressie?

In de DSM-5 – het handboek voor psychiatrische aandoeningen – zijn meerdere soorten depressies opgenomen met elk zijn eigen kenmerken. Hoogfunctionerende depressie is echter een vorm van depressie die nog niet als aparte categorie is opgenomen. Hierdoor is het lastig te karakteriseren en te herkennen. Carol Landau, klinisch professor in de psychiatrie aan de Universiteit van Brown, doet al jarenlang onderzoek naar deze vorm van depressie. Landau beschrijft het als een fenomeen waarbij het aan de buitenkant lijkt of iemand alles goed voor elkaar heeft en normaal functioneert, terwijl diegene zich van binnen verdrietig en ongelukkig voelt. Iemand met een hoogfunctionerende depressie is zo intelligent, creatief en gedreven in het hanteren van de depressie, dat het voor de buitenwereld vaak onopgemerkt blijft.

Kenmerken hoogfunctionerende depressie

Dus hoe kun je een hoogfunctionerende depressie herkennen? Het gaat vaak om de volgende kenmerken:

  • het afhouden van sociale contacten en afstandelijkheid in relaties;
  • een verandering in slaappatronen;
  • je zorgen maken en angstig zijn;
  • snel geïrriteerd zijn;
  • lichamelijke gezondheidsproblemen;
  • het maken van ironische of ongepaste grappen;
  • geen enthousiasme meer beleven aan dagelijkse bezigheden;
  • zelfmedicatie met alcohol, drugs, eten of gamen;
  • je hebt een succesvolle type A persoonlijkheid;
  • depressie komt in je familie voor.

Maar hoogfunctionerend is toch beter dan laagfunctionerend?

Op het eerste gezicht lijkt het dat hoogfunctionerende depressie makkelijker is om mee om te gaan dan andere vormen van depressie. Deze mensen hebben tenslotte al een goede basis: zij zijn in staat om actief mee te doen aan de maatschappij, hebben werk en een sociaal netwerk. Landau zegt hierover: ‘Mensen zeggen vaak dat ‘hoogfunctionerend’ zijn beter is dan ‘laagfunctionerend’ zijn, maar dat is niet juist. Het belangrijkste is dat iemand met een depressie hulp krijgt en dat is nou net waarin een hoogfunctionerend persoon zichzelf tekort doet’. Mensen met hoogfunctionerende depressie laten zich niet snel kennen. Vroege signalen van depressie worden vaak weggewuifd en niet serieus genomen.

Michelle Craske, hoogleraar psychologie en psychiatrie aan de Universiteit van Californië benadrukt dat je jarenlang last kunt hebben van hoogfunctionerende depressie en het meestal tot meer functionele beperkingen leidt dan het geval is bij acute periodes van ernstige depressie. Eerder onderzoek wees al op een verband tussen een laag zelfbeeld, energiegebrek, prikkelbaarheid en afnemende productiviteit die bij deze vorm van depressiviteit komt kijken, en een toenemend aantal zelfmoordpogingen. Daarnaast lopen mensen ook juist een groter risico op langere depressieve periodes met ernstiger symptomen.

Een verband tussen ambitie, perfectionisme en depressie

Landau doet al jarenlang onderzoek naar hoogfunctionerende depressie. Volgens haar komt deze vorm van depressie met name voor bij perfectionistische vrouwen, die al veel prestaties en successen op hun naam hebben staan. Veel ambitieuze mensen kunnen ondanks hun depressie toch op een hoog niveau blijven presteren. Volgens Landau denken deze mensen dat succes hen gelukkig zal maken. Volgens haar zit het probleem juist in de dualiteit van deze motivatie. Zij zegt: ‘De wens iets te zijn is onlosmakelijk verbonden met de angst om juist niets te zijn. Hoe groter deze wens, des te groter de angst.’ Bij elk behaald doel leggen ambitieuze mensen de lat weer hoger en het wordt er niet beter op als ze alles wat ze willen uiteindelijk bereiken. ‘Er is dan nog nooit zo veel te verliezen geweest en er is niets meer om bevestiging voor te krijgen. Het in stand houden van het succes wordt dan een druk waar mensen makkelijk onder kunnen bezwijken’.

Hoe ga je om met een hoogfunctionerende depressie?

Het is nog behoorlijk onduidelijk hoe hoogfunctionerende depressie het beste behandeld kan worden, mede omdat het nog niet is opgenomen als ‘officiële’ variant. Het voorschrijven van antidepressiva is omstreden, omdat voor veel mensen de voordelen niet opwegen tegen de nadelen. Wat kun je zelf doen als je een hoogfunctionerende depressie hebt? Wij hebben een aantal tips op een rijtje gezet:

  • Breng veranderingen aan in je levensstijl. Hoewel het naar is om depressief te zijn, kun je deze periode in je leven ook proberen te zien als een signaal dat er iets moet veranderen. Het kan een idee zijn om je ambities eens kritisch onder de loep te nemen en nieuwe prioriteiten te stellen. Je kunt onderzoeken of je je beter gaat voelen als je minder gaat werken of een ander type baan nemen met minder verantwoordelijkheden. Het kan goed voor je zijn om rustiger te gaan leven. Ga in je vrije tijd andere activiteiten ondernemen om erachter te komen waar je blij en ontspannen van wordt.
  • Zorg ervoor dat je goed slaapt. Voldoende slaap is essentieel voor een goede mentale gezondheid. Depressieve klachten kunnen getriggerd worden, in stand gehouden worden en verergeren als je te weinig slaapt.
  • Meditatie. Uit hersenscans van mensen met aanhoudende depressies blijkt dat de gebieden die met mijmeren en reflecteren te maken hebben overactief zijn. Bepaalde vormen van meditatie kunnen een hulpmiddel zijn om overactieve netwerken in het brein te temmen. Je hoeft hier de deur niet voor uit. Er zijn diverse apps die je voor dit doel kunt gebruiken zoals Headspace of de Insight Timer App.
  • Wordt je meer bewust van je innerlijke wereld. Zolang iemand met een hoogfunctionerende depressie maar gewoon in zijn dagelijkse ritme blijft en op de automatische piloot doorgaat met leven, lijkt er vrij weinig aan de hand te zijn. Vaak als deze routine wegvalt of iemand het rustiger aan gaat doen, worden depressieve symptomen zichtbaarder. Het kan goed zijn om je bewuster te worden van je innerlijke wereld. Wellicht duw je veel gevoelens en gedachten weg door steeds maar bezig te blijven. In contact staan met je gevoel is een essentieel onderdeel van omgaan met depressie. Lichaamsgerichte therapie, ontspannings- en ademhalingsoefeningen, muziek en creatieve en expressieve activiteiten kunnen hierbij een hulpmiddel zijn.
  • Zelfacceptatie en zelfcompassie kunnen een krachtig tegengif zijn voor perfectionisme. Probeer warm en begripvol tegen jezelf te zijn wanneer je lijdt, faalt of je tekort voelt schieten in plaats van je gevoelens te negeren of jezelf onder te dompelen in zelfkritiek. Door compassie te hebben en te beoefenen voor alle verschillende aspecten van wie je bent, kun je leren om je tekortkomingen te ervaren en te accepteren. Kristin Neff is een expert op dit gebied.
  • Zoek sociale steun. Voor iemand met een hoogfunctionerende depressie kan het moeilijk zijn om ondersteuning te krijgen. Omdat de symptomen het gedrag niet significant beïnvloeden, worden subtiele patronen in emoties en gedachten vaak over het hoofd gezien. Vrienden, collega’s en familieleden hebben vaak niet in de gaten dat het niet goed gaat. Het kan helpen om een aantal mensen in je netwerk in vertrouwen te nemen en te vertellen waar je last van hebt en wat je nodig hebt. Je kunt ook een professionele hulpverlener zoeken bij wie je zelf kunt aankloppen als het nodig is. Goed functionerend of niet, iedereen met een psychische aandoening verdient professionele hulp en ondersteuning van dierbaren!

Iris (38) is parttime werkzaam als software ontwikkelaar en woont samen met haar partner Jeroen. Al als jong meisje had Iris het gevoel ‘anders te zijn’, maar ze kon dit niet goed plaatsen. Pas 2 jaar geleden is ze gediagnosticeerd met een Autisme Spectrum Stoornis. In deze blog vertelt zij hoe deze late autisme diagnose haar leven heeft veranderd.

Vroeger…

Ik was vaak somber, snel overprikkeld en sociaal contact ging niet vanzelf

Als kind vroeg ik me al af ‘wat is er toch met mij’? Ik voelde me regelmatig neerslachtig en moe. Als mijn moeder vroeg hoe dat kwam, kon ik daar geen woorden aan geven. Vaak huilde ik stilletjes op mijn kamer. Op school was ik snel afgeleid en ik kon slecht tegen harde geluiden. Het zweet brak me uit als ik voor de klas iets moest vertellen of werd uitgenodigd voor een verjaardagsfeestje. Na schooltijd zat ik het liefst op mijn kamer zodat ik me kon bezighouden met mijn hobby’s. Ik probeerde veel te leren over sociaal contact, want bij mij ging dat niet vanzelf. Mijn moeder was lief en sociaal, dus ik observeerde haar en kopieerde haar gedrag. Als een vriendje overstuur was, gaf ik een knuffel, want zo had mama mij dat geleerd.

Ik had veel behoefte aan structuur en vaste patronen

Jaren volgden waarin ik op zich redelijk functioneerde. Ik begon aan een mbo-opleiding, ik had wat vrienden en kreeg een relatie. Toen merkte ik al dat alledaagse situaties zoals naar de supermarkt gaan of reizen met het openbaar vervoer veel energie kostten. Ik raakte overspoeld door alle geluiden en indrukken en was daarna bekaf. Het liefst deed ik op een dag alles volgens vaste patronen of routines. Als ik daarvan moest afwijken, veroorzaakte dat enorme stress. Ik kon moeilijk omgaan met onverwachte gebeurtenissen of plannen die op het laatste moment werden gewijzigd.

Ik kon symptomen goed camoufleren en liet sociaal wenselijk gedrag zien

Ik heb me altijd anders voorgedaan dan ik was en leek nergens goed bij te horen. Al weken van tevoren kon ik opzien tegen de vrijdagmiddagborrel, teamuitjes en bedrijfsfeestjes. Vaak dronk ik eerst driekwart fles wijn leeg om wat relaxter te worden. Eigenlijk wilde ik het liefst zo snel mogelijk weer naar huis. Het is niet zo dat ik een hekel aan mensen heb, sociaal contact kost me alleen veel moeite. Bij elk gesprek moest ik voortdurend nadenken: wat zal ik zeggen, is deze opmerking wel gepast, welke lichaamstaal moet ik gebruiken? Ik kon dit verhullen door sociaal gedrag van anderen af te kijken en me te gedragen zoals er van mij verwacht werd. In mijn vrije tijd las ik over sociaal gedrag in psychologieboeken en ik stelde veel vragen om mensen beter te kunnen begrijpen.

Een lange reis en een late autisme diagnose

Toen kwam de autisme burn-out

Ik heb het lang volgehouden, maar na een verhuizing en reorganisatie stortte ik volledig in. Zoveel veranderingen en stress kon ik echt niet handelen. Mijn lichaam zei ‘stop’ en ik bracht vervolgens maanden door op de bank of in bed. Ik had het gevoel dat ik vreselijk faalde. Meerdere teleurstellende hulpverleningscontacten volgden zich op. Geen van de diagnoses die ik kreeg leek een verband te hebben met mijn ervaringen of ideeën. Het leidde vooral tot meer zelftwijfel, schuldgevoel en een toenemend geloof dat ik ‘gek’, ‘verkeerd’ of ‘defect’ was. Ik raakte steeds verder in de put.

De afgelopen 2 jaar heb ik samen met mijn partner gesprekken gevoerd en diagnostische onderzoeken gedaan met een gz-psycholoog, waar de diagnose autismespectrumstoornis is uitgekomen. Ik heb me verdiept in het onderwerp en psycho-educatie gevolgd. Dit alles heeft mij geholpen dingen uit het verleden te verwerken en ik vond ook best veel herkenning in verhalen van anderen. Eigenlijk voelde ik me vooral opgelucht, afgewisseld met verdriet en boosheid dat het niet eerder is opgemerkt en ik zo lang heb moeten doorworstelen. De dingen waar ik in het verleden moeite mee had, hebben nu een naam.

Reflectie op mijn autisme diagnose en het leven daarna

Ik heb veel over mezelf geleerd

Volgens mijn psycholoog heb ik jarenlang redelijk kunnen functioneren doordat mijn leefsituatie past bij mijn autisme. Ik had al jaren dezelfde regelmatige kantoorbaan, een rustige werkplek met niet al te veel sociaal gedoe. Bovendien heb ik een stabiele relatie met een partner die mij accepteert en thuis veel taken op zich neemt. Desondanks liep ik voor mijn gevoel altijd op mijn tenen om alles vol te houden. Een aantal grote veranderingen in mijn leefsituatie zorgden voor zoveel stress dat ik volledig uit balans raakte.

Als ik terugkijk op mijn verleden zie ik vooral hoe hard ik mijn best heb gedaan om erbij te horen, in plaats van keuzes voor mezelf te maken. Ik begrijp nu dat mijn vermoeidheid vooral te maken had met sensorische overprikkeling, het voortdurend mijn best doen en mij aanpassen, over mijn grenzen heengaan. Ik zorgde niet zo goed voor mezelf en durfde mezelf niet te zijn. Nu besef ik dat ik geen schuld heb aan mijn sociale onvermogen en niet nóg beter mijn best hoef te doen om ‘normaal’ te zijn. Ik leer stapje voor stapje om tevreden te zijn met mezelf, zonder dat ik probeer mezelf te veranderen om erbij te horen.

Van klacht naar kracht

Zelf ben ik eigenlijk wel blij met het uitgebreide psychiatrisch onderzoek dat tot mijn uiteindelijke diagnose leidde. En tot nog toe heb ik weinig moeite gehad met de term ‘stoornis’. Ik associeer het vooral met een tijdelijke kortsluiting, die zich in mijn hersenen lijkt voor te doen wanneer ik veel indrukken tegelijk moet verwerken. Ik denk dat mensen met autisme een ander type brein hebben. Een brein dat bepaalde uitdagingen met zich meebrengt, maar ook specifieke vaardigheden die mensen zonder autisme niet of in mindere mate bezitten. Zo ben ik goed in analytisch denken en redeneren en heel nauwkeurig in mijn werk. Ik kan lang achter elkaar geconcentreerd aan iets werken en raak niet snel verveeld. Ik ben trouw, eerlijk en heb gevoel voor humor.

Leren omgaan met alle uitdagingen

Nu alle puzzelstukjes op zijn plaats zijn gevallen, leer ik met alle uitdagingen om te gaan. Ik heb mijn leefsituatie anders ingericht om meer rust te creëren. We zijn verhuisd van de stad naar het platteland, waardoor ik minder last heb van omgevingsgeluiden. Met mijn werkgever heb ik goede afspraken kunnen maken over thuiswerken. Als ik toch de deur uit moet, draag ik oordopjes en daarna neem ik tijd om te ‘ontprikkelen’ en bij te komen. Ik leer naar de signalen van mijn lichaam te luisteren. Hierdoor voel ik eerder aan wanneer iets te veel is geweest en ik mijn rust moet pakken. Ik leer mijn grenzen beter te bewaken en alleen sociale activiteiten te ondernemen als ik dat zelf wil. Verder leer ik accepteren dat ik een beetje een kluizenaar ben die meer structuur en rust nodig heeft.

Tot slot

Autisme wordt bij vrouwen vaak pas op latere leeftijd ontdekt. Het kan zich bij vrouwen anders uiten dan bij mannen en het is lastiger te herkennen. Dit komt doordat vrouwen vaak goed zijn in het camoufleren van symptomen en het laten zien van sociaal wenselijk gedrag. Veel vrouwen worstelen hierdoor ongediagnosticeerd door. Ik hoop dat deze vrouwen zich in mijn verhaal herkennen en dat zij passende begeleiding vinden, waardoor hun leven hopelijk nieuw perspectief krijgt.

 

 

 

Je hebt niet altijd door dat je een trauma hebt meegemaakt. Dit overkwam ook Chantal (32 jaar). Zij raakte betrokken bij een auto-ongeluk en was er een paar maanden later getuige van dat een collega op het werk plotseling onwel werd en overleed. Zij besefte pas jaren later de impact hiervan op haar leven en functioneren. In deze blog vertelt zij hoe zij een deel van de oplossing vond en kon werken aan haar herstel.

Zo erg was het toch niet?

Bij een trauma dacht ik altijd aan iets heel verschrikkelijks, zoals het meemaken van een oorlog of natuurramp, langdurig seksueel misbruikt, gepest worden of slachtoffer zijn van een overval. Van die dingen die je op het journaal of in films ziet. Zoiets was mij niet overkomen. Ik dacht jarenlang dat het allemaal wel meeviel wat er was gebeurd. Iedereen maakt toch wel eens iets vervelends mee? Dat hoort bij het leven. Toch? Niet zo aanstellen en gewoon doorgaan, sterk blijven, huilen is voor watjes en rusten doe ik wel in het bejaardenhuis. Althans, dat dacht ik.

Het zal vast wel gewoon (werk)stress zijn

Dat ik mij vaak onrustig en opgejaagd voelde, slecht sliep, nachtmerries beleefde, hevig schrok als iemand mij onverwachts aanraakte en bepaalde geluiden niet meer kon verdragen, verweet ik aan werkstress. Ik was vaak down, kon zonder aanleiding geïrriteerd en boos reageren en ervoer nauwelijks (positieve) emoties. Ik had concentratieproblemen en zat soms uren voor me uit te staren, voelde me vaak met niemand verbonden en trok me steeds meer terug uit sociale situaties. Toen ik me ook steeds vaker ziek ging melden op mijn werk, besefte ik dat er iets niet oké met me was. Een zoveelste woede-uitbarsting naar mijn vriend was de druppel.

Toch last van Post Traumatische Stress Stoornis

Ik bleek een Post Traumatische Stress Stoornis te hebben. Het hielp mij in eerste instantie om er op een rationele manier mee bezig te zijn. Ik had geen zin om er eindeloos over te gaan praten met een psycholoog en dan te gaan zitten huilen. Achteraf gezien zat ik emotioneel gezien behoorlijk op slot. Ik keek documentaires, las artikelen en de boeken ”The Body Keeps the Score” van psychiater en traumadeskundige prof. dr. Bessel van der Kolk, en “When the body says no” van dr. Gabor Maté. Een uitspraak die mij is bijgebleven is: “Trauma is not what happened to you, but what still happens inside you as a result of what happened to you.” Dat is eigenlijk waar ik last van had, want zo vaak dacht ik niet terug aan het auto-ongeluk en het plotselinge overlijden van mijn collega.

Wanneer spreek je van een trauma?

Kenmerkend aan een posttraumatische stressstoornis is dat traumatische ervaringen ongewild op verschillende manieren of momenten weer worden opgeroepen. Vaak ervaar je dan intense angst of paniek, omdat je het trauma als het ware opnieuw beleeft. Je spreekt pas van een trauma als de klachten na vier weken blijven bestaan of verergeren. Bekijk de symptomen van PTSS hier.

Om het te verwerken, moest ik weer leren voelen

Het heeft mij geholpen om eerst op intellectueel niveau te snappen wat er met mij was gebeurd en hoe dit doorwerkte in mijn brein en lichaam. Maar daarmee was mijn PTSS niet opgelost. Het verwerken van mijn trauma kwam eigenlijk daarna pas. Ik moest weer leren voelen. Ik waagde de stap en begon met EMDR, oftewel Eye Movement Desensitization and Reprocessing. Bij EMDR roep je stapsgewijs onder begeleiding van een therapeut een nare herinnering op, terwijl je tegelijkertijd met je ogen een lichtje, een pendel of een ander voorwerp ritmisch van links naar rechts volgt. Door aan de nare gebeurtenissen te denken werd mijn trauma geactiveerd en door bewegingen te maken met mijn ogen werd het associatieproces gestimuleerd om de verwerking in gang te zetten.

EMDR heeft ervoor gezorgd dat de emotionele lading van mijn nare herinneringen is verminderd. Als ik nu terugdenk aan de gebeurtenissen, blijft mijn lijf meer in rust. Het beeld of de beelden verdwijnen dus niet, maar ik ervaar minder spanning wanneer de beelden naar boven komen. Waarom EMDR werkt, is nog altijd niet geheel duidelijk. Volgens prof. dr. Bessel van der Kolk worden er nieuwe verbindingen in de hersenen aangemaakt: je hersenen gaan beseffen dat de nare gebeurtenis niet nu gebeurt, maar tot het verleden behoort.

Daarnaast heb ik ook exposure therapie gehad, omdat ik veel vermijdingsgedrag vertoonde. Ik durfde sinds het ongeluk geen auto meer te rijden en moest hier stapsgewijs mee oefenen. Ook moest ik van mijn psycholoog een directe confrontatie aangaan met de plaats waar het ongeluk had plaatsgevonden en waar mijn collega was overleden. Door de confrontatie meermalen aan te gaan in plaats van deze te vermijden, zwakten de emoties die de traumatische gebeurtenissen bij mij oproepen af.

Ik had meer nodig dan alleen therapie

EMDR en exposure therapie hebben mij aardig op weg geholpen tijdens mijn reis naar herstel. Maar toch had ik wat meer hulpmiddelen nodig: ontspannings- en ademhalingsoefeningen, wandelen in de natuur, kanoën en kajakken, schrijven en muziek – dit alles hielp mij om meer lichaamsbewustzijn te ontwikkelen. Hierdoor ben ik meer in contact gekomen met mijn gevoel en leef ik meer in het hier en nu.

Al ver gekomen, maar het blijft een ‘work in progress’

Inmiddels heb ik mijn leven aardig op de rit. Ik voel mij rustiger, slaap beter en ervaar meer verbinding met anderen. Mijn concentratie is verbeterd en ik functioneer goed op werk. Ik durf weer in mijn eentje met de auto er op uit te gaan. Af en toe word ik nog getriggerd en dan kan ik geïrriteerd of boos reageren. Bepaalde gevoelige plekken zullen er wel blijven denk ik, maar ik ben heel blij dat ik al zover gekomen ben.

Het overkomt ons allemaal wel eens dat we moeilijk onze aandacht bij een gesprek kunnen houden. Je bent moe of gestresst, hebt veel aan je hoofd of wordt afgeleid waardoor je niet hoort wat de ander zegt. Als je ADHD hebt kan het vaker voorkomen dat je moeite hebt met luisteren. Waar komt dit door? In dit artikel geven we antwoord op deze vraag en geven we een aantal tips om je gespreksvaardigheden te verbeteren.

ADHD en overprikkeling

Als je ADHD hebt, kan je moeite hebben om prikkels die op je afkomen te verwerken. Dit kunnen externe prikkels zijn maar ook interne prikkels. Externe prikkels zijn indrukken die via de zintuigen binnenkomen zoals geluiden, beelden, geuren, smaken, en lichamelijke sensaties. Interne prikkels zijn bijvoorbeeld pijn, gevoelens, gedachten en herinneringen.

Omdat de filterfunctie in je hersenen anders werkt, ben je gevoeliger voor overprikkeling. Je krijgt dan een overdosis aan prikkels, waardoor je zenuwstelsel ‘op tilt’ gaat. Je hersenen krijgen meer prikkels dan ze kunnen verwerken. De symptomen waaraan je overprikkeling kunt herkennen zijn:

  • het gevoel dat je hoofd ontploft van alle indrukken
  • vermoeidheid
  • humeurigheid
  • onzekerheid
  • minder goed kunnen concentreren
  • hoofdpijn
  • hartkloppingen
  • naar of verward voelen
  • gespannen spieren

Overprikkeling kan verschillende oorzaken hebben. Het kan zijn dat jouw brein de prikkels niet goed filtert, waardoor je te veel prikkels binnen krijgt. Het kan ook dat je prikkels te hard binnenkrijgt. Een geluid komt bij jou bijvoorbeeld luider binnen, waardoor je je snel overweldigd voelt. Een andere oorzaak is dat je brein geen onderscheid maakt tussen hoofd- en bijzaken. Hierdoor hoor je tijdens een gesprek bijvoorbeeld niet alleen de stem van degene met wie je spreekt, maar ook een tikkende klok. Dit kan vermoeiend zijn en leiden tot concentratiemoeilijkheden.

Er zijn drie soorten overprikkeling: zintuiglijke overprikkeling, emotionele overprikkeling en cognitieve overprikkeling. Bij zintuiglijke overprikkeling wordt de informatie die via je zintuigen binnenkomt niet of slecht verwerkt. Je hebt bijvoorbeeld snel last van fel licht of kunt je gesprekspartner in een restaurant met veel achtergrondgeluid niet verstaan.

Bij emotionele overprikkeling heb je moeite om je emoties te reguleren. Emoties komen harder binnen en je wordt sneller emotioneel, bijvoorbeeld als je moe bent of bij het inleven of meeleven met een ander.

Cognitieve overprikkeling houdt in dat alles wat met denken en leren te maken heeft, overprikkeld is. Je hersenen kunnen het tempo waarin alle gegevens verwerkt moeten worden, niet bijbenen. Hierdoor kunnen bijvoorbeeld gedachten, dingen die je moet onthouden en luisteren je veel energie kosten.

ADHD en concentratie

Naast de problemen met overprikkeling kun je met ADHD ook aandachts- en concentratieproblemen hebben. Wat wordt hiermee bedoeld? Mensen met concentratieproblemen hebben vaak moeite om hun aandacht ergens op te richten of hun aandacht ergens bij te houden. Aandacht is nodig voor het denken, waarnemen en handelen maar ook voor het leren van vaardigheden. Door het focussen en vasthouden van aandacht kun je informatie uit de omgeving verwerken.

We onderscheiden drie vormen van aandacht:

  • Gerichte aandacht: je laat je niet afleiden door prikkels uit de omgeving.
  • Volgehouden aandacht: je kunt de aandacht voor langere tijd vasthouden.
  • Verdeelde aandacht: je kunt de aandacht verdelen tussen meerdere taken of inkomende informatie.

Er zijn verschillende soorten aandachtsproblemen:

  • Problemen in de selectieve aandacht (het richten op taakrelevante prikkels en het negeren van irrelevante prikkels).
  • Problemen in het vasthouden van de aandacht (aandachtsspanne).
  • Problemen in het vermogen om de aandacht van het één op het ander te richten (switchen).

Concentratie is het vermogen om je aandacht ergens op te richten. Het begrip concentratie zegt iets over hoe lang en hoe intensief de aandacht op iets gevestigd kan worden. Concentratie legt een relatie tussen de aandacht die nodig is en de activiteit waarvoor de aandacht nodig is. Concentratie heeft drie vormen, namelijk:

  • Selectieve concentratie: je legt volledig de focus op iets en de rest negeer je.
  • Verdeelde concentratie: wanneer je een taak uitvoert die een lage concentratie vergt met een taak die meer aandacht vraagt.
  • Constante concentratie: hierbij ligt de focus voor een langere tijd op één activiteit. Het verschil met de eerste is de tijdsspanne.

ADHD en lokaliseren van geluid

Een ander probleem dat zich kan voordoen betreft het lokaliseren van geluid. Als je ADHD hebt kun je moeite hebben om de richting van het geluid te bepalen. Wanneer er een bepaalde hoeveelheid geluid op je afkomt, kun je deze geluiden niet analyseren. Je luistert met een vervorming, waardoor je veel harder je best moet doen om de geluiden te begrijpen dan andere mensen. Je kunt daardoor snel vermoeid raken en slechts korte perioden achtereen luisteren en de motivatie om te luisteren neemt af.

Relationele gevolgen

Het spreekt voor zich dat de overprikkeling, aandachts- en concentratieproblemen en moeite met het lokaliseren van geluid vervelende situaties kan opleveren. Als je hierdoor moeite hebt om naar je gesprekspartner te luisteren, hoor je relevante dingen die gezegd worden vaak niet. Je kunt hierdoor overkomen als onverschillig. De ander kan zich bijvoorbeeld gekwetst, genegeerd of boos voelen. Het kan frustratie en irritatie oproepen als de informatie steeds herhaald moet worden. Mensen met ADHD die naast de aandachts- en concentratieproblemen ook hyperactief en impulsief zijn veranderen tijdens een gesprek vaak van onderwerp, toon of lichaamstaal en kunnen ongepaste of kwetsende opmerkingen maken. Ook dit zal meestal niet in goede aarde vallen bij hun gesprekspartner.

Wat kun je zelf doen?

Als je ADHD hebt kun je dat natuurlijk niet zomaar oplossen of wegtoveren. Wat je wel kunt doen is jezelf wat strategieën aanleren om hier beter mee om te gaan om een betere gesprekspartner te worden en beter te leren luisteren. Wij hebben een aantal tips voor je op een rijtje gezet:

Tips voor een gesprek

  • Spreek een tijd af waarop je ongestoord kunt praten, bij voorkeur zonder dat er anderen bij aanwezig zijn. Schakel alle elektrische apparaten uit die mogelijk het gesprek kunnen verstoren.
  • Maak oogcontact en probeer dit vast te houden tijdens het gesprek. Dit voorkomt dat je wordt afgeleid.
  • Structureer het gesprek. Spreek af hoe lang het gesprek zal duren. Schrijf op waarover jullie gaan praten en geef prioriteit aan bepaalde onderwerpen, zodat de belangrijkste het eerst aan bod komen.

Tips tijdens en na het gesprek

  • Druk jezelf in korte bewoordingen uit.
  • Als je niet helemaal verstaat of begrijpt wat de ander zegt, vraag dan om verheldering met “Hoe bedoel je”?
  • Vat samen wat de ander heeft gezegd en wees er zeker van dat jullie elkaar goed begrepen hebben met “Kortom…klopt dat”?
  • Praat om de beurt en onderbreek elkaar niet.
  • Haal regelmatig adem tijdens het gesprek en houd eventueel een korte pauze.
  • Schrijf op wat er tijdens het gesprek wordt afgesproken.
  • Vermijd beschuldigingen, wees nieuwsgierig, toon empathie en stel vragen om de mening van je gesprekspartner beter te begrijpen.
  • Houd je aan de afgesproken tijd. Als jullie nog niet uitgepraat zijn, spreek dan een volgend gesprek af.
  • Vat kort samen wat er besproken is en benoem wat er goed ging.