2. Angststoornis symptomen
Er zijn vele soorten angststoornissen met verschillende bijbehorende kenmerken, oorzaken, gevolgen en behandelmogelijkheden. Welke angststoornis symptomen je ervaart, is heel persoonlijk en hangt deels af van het type angststoornis waarmee je te maken hebt. In veel gevallen kun je te maken hebben met lichamelijke klachten, zoals trillen, buikpijn of hoofdpijn. Maar je kunt ook last hebben van piekeren, vervelende gedachten of gedragsmatige veranderingen. Denk hierbij aan verstijven, huilen, angstige situaties vermijden, opstandig worden en vragen naar geruststelling. Wat veel angststoornissen met elkaar gemeen hebben, zijn o.a. de volgende symptomen:
- Hartkloppingen
- Droge mond
- Beklemd gevoel
- Nerveuze spanning
- Prikkelbaarheid
- Rusteloosheid
- Verhoogde spierspanning
- Slaap- en concentratieproblemen
Ongeacht om welke angststoornis het gaat, bij elke angststoornis:
- is de angst overdreven en onredelijk (en dat weet de persoon ook);
- is er sprake van vermijding en/of psychisch lijden bij blootstelling aan de angst;
- beïnvloeden de angstklachten in significante mate de dagelijkse bezigheden (werk, studie, sociale activiteiten en relaties).
1 op de 5
mensen in Nederland krijgt eens in zijn/haar leven te maken met een angststoornis. Jaarlijks zijn er maar liefst 457.800 mensen die met angstklachten te maken krijgen. Angststoornissen komen vaker voor bij vrouwen dan bij mannen.
Verschillende soorten angststoornis symptomen
Er zijn verschillende angststoornissen waarvan je als kind, jongere of volwassene last kunt hebben. De meest bekende zijn de paniekstoornis, sociale fobie (sociale angststoornis), gegeneraliseerde angststoornis (piekerstoornis), agorafobie en specifieke fobieën.
Paniekstoornis symptomen
Bij een paniekstoornis heb je regelmatig paniekaanvallen zonder duidelijk aanwijsbare oorzaak. Die aanvallen bestaan uit bijvoorbeeld een versnelde hartslag, zweten, duizeligheid, flauwvallen, misselijkheid en soms ook doodsangst.
Een paniekaanval hebben is geen pretje. Vaak zijn deze aanvallen zo vervelend dat je angstig wordt voor het krijgen van meer paniekaanvallen. Als je je na een paniekaanval nog langer dan een maand zorgen maakt over een nieuwe paniekaanval, de gevolgen daarvan, of als je bepaalde situaties gaat vermijden, dan kan er sprake zijn van een paniekstoornis. Een paniekaanval kan echter ook een onderdeel zijn van een andere angststoornis. Een (kinder-)psycholoog kan door zorgvuldig onderzoek aangeven of dat het geval is.
Sociale fobie symptomen (sociale angststoornis)
Kenmerkend voor sociale fobie zijn angst en vermijding van sociale situaties (veelal met leeftijdsgenoten). Door een sociale fobie, beter bekend als de sociale angststoornis, heb je een aanhoudende angst om tekort te schieten in sociale situaties. Je krijgt bijvoorbeeld last van hartkloppingen, trillingen, zweten, blozen, diarree en soms van een paniekaanval. Dit gebeurt vooral wanneer je in contact komt met anderen of op die momenten wanneer je in de belangstelling staat, zoals tijdens een spreekbeurt of zelfs tijdens eten/drinken in gezelschap. Je bent bang voor negatieve beoordelingen, kritiek of vernedering en om in die situaties zichtbaar voor anderen te gaan blozen, trillen of zweten.
Gegeneraliseerde angststoornis symptomen (piekerstoornis)
Als je last hebt van een gegeneraliseerde angststoornis, dan pieker je zeer veel over veel verschillende dingen of gebeurtenissen in het dagelijks leven. Denk hierbij aan onderwerpen die met jezelf te maken hebben of anderen om wie je veel geeft, zoals gezondheid, het hebben van een fijne plek om te wonen, geldzaken, verlies van werk/slechte schoolprestaties, een mogelijke echtscheiding (van jouw ouders).
Hoewel het heel normaal is om je soms druk te maken over dat soort onderwerpen, gaat het bij een piekerstoornis een stapje verder. Je maakt je dan al druk over die onderwerpen zonder hier een goede aanleiding voor te hebben. Je houdt je dus bezig met het zorgen maken over situaties waar nog helemaal geen sprake van is. Het nare van een piekerstoornis is dat je die gedachten moeilijk kunt stoppen. Hierdoor slaap je vaak slecht. Je kunt ook vaak behoefte hebben van geruststelling van anderen.
Agorafobie
Bij agorafobie heb je last van angst voor een bepaalde situatie die te maken heeft met gebruikmaken van (openbaar) vervoer, openbare plekken (zoals parkeerplekken en marktpleinen), afgesloten ruimtes (zoals winkels en bioscopen), in een rij staan of alleen zijn buitenshuis. Deze situatie vermijd je bewust en het komt vaak voor in combinatie met een paniekstoornis.
Specifieke Fobie
De specifieke fobie bestaat uit een intense angst en vermijding voor een voorwerp of specifieke situatie. Hierbij kun je denken aan bloed, natuurverschijnselen (zoals onweer, hoogtes, water), injecties of verwondingen, bepaalde dieren (zoals spinnen of honden), liften, autorijden of vliegen. Als je last hebt van een specifieke fobie, dan is de kans groot dat je er meerdere hebt.
Het is heel normaal om een beetje angstig te zijn voor bepaalde dingen, vooral als het gaat om iets wat je nog niet eerder hebt gezien of hebt ervaren. Maar de angst die je voelt bij een specifieke fobie is buitenproportioneel: het gevaar waar je je daadwerkelijk in bevindt, is vele malen kleiner dan je denkt. Toch roept (bijna) elk moment waarop je wordt blootgesteld aan hetgeen waar je zo bang voor bent, een enorme angstreactie bij je op.
Separatieangststoornis
De separatiestoornis is een angststoornis die voornamelijk voorkomt bij kinderen. Ze zijn bang om mensen kwijt te raken of niet meer bij hun ouders te kunnen zijn. Vaak hebben ze last van heimwee en maken ze zich grote zorgen over de veiligheid en gezondheid van hun ouders. Kinderen met deze stoornis vermijden dan ook graag situaties waarin ze van hun ouders gescheiden zijn. Ze gaan bijvoorbeeld liever niet naar school of op schoolkamp en houden niet van logeerpartijen.
Selectief mutisme
Nog een angststoornis die bij kinderen kan voorkomen is selectief mutisme. Dit houdt in dat het kind niet spreekt in sociale situaties, terwijl het in andere situaties wel spreekt. Het niet spreken heeft echter niks te maken met een andere stoornis of met een gebrek aan kennis met de taal of vertrouwdheid met de taal. Het niet spreken heeft tevens een negatieve invloed op school of in de sociale communicatie.