10. Gegeneraliseerde angststoornis
Als je last hebt van een gegeneraliseerde angststoornis, ook piekerstoornis genoemd, maak je je onnodig veel zorgen. Je piekert zonder duidelijke reden over allerlei dagelijkse dingen, bijvoorbeeld of je een nare ziekte kan krijgen, of je wel genoeg geld op je rekening hebt staan, of je wel goed presteert op school of werk en of je kind wel veilig thuiskomt. Het zijn angsten die veel mensen weleens hebben, maar bij een piekerstoornis zijn de zorgen overmatig en niet meer te stoppen. Je ligt er ’s nachts wakker van en voelt je constant gespannen. Ook probeer je situaties te vermijden die je zorgen erger maken. De angst merk je vaak ook fysiek, bijvoorbeeld in de vorm van vermoeidheid of spierpijn.
In Nederland komt een gegeneraliseerde angststoornis bij ongeveer 1,7% van de mensen voor. Vrouwen hebben er een twee keer zo grote kans op als mannen. Gemiddeld ontstaat de stoornis rond je 30e levensjaar, maar dit verschilt erg per persoon. Het komt vaker voor bij volwassenen dan bij kinderen en jongeren.
Gegeneraliseerde angststoornis bij kinderen en jongeren
Ook kinderen en jongeren kunnen een gegeneraliseerde angststoornis krijgen. Het verschil met volwassenen is dat zij piekeren over andere thema’s. De zorgen passen bij hun leeftijd: kinderen en jongeren maken zich vaker zorgen over hun school- en sportieve prestaties. Ook kunnen zij zich zorgen maken over rampen, zoals een aardbeving of oorlog. Kinderen met een piekerstoornis kunnen erg braaf, perfectionistisch en onzeker zijn en vragen ook vaak veel geruststelling en goedkeuring aan hun ouders en leerkrachten.
Kenmerken van een gegeneraliseerde angststoornis
Als je te maken hebt met een gegeneraliseerde angststoornis, zal je je in de volgende kenmerken herkennen:
- Je maakt je overdreven veel zorgen over dagelijkse dingen, zoals je financiën, gezondheid, veiligheid van dierbaren, of werk- of schoolprestaties. Je hebt hier al meer dan een half jaar last van.
- In tegenstelling tot andere angststoornissen maak je je zorgen over meer dan één onderwerp. Gaandeweg kunnen de onderwerpen van je bezorgdheid veranderen.
- Je vindt het moeilijk om je bezorgdheid de baas te blijven. Het lukt niet om te stoppen met piekeren of je zoekt onnodig veel geruststelling.
- Je bezorgdheid en angstgevoelens beperken je in het dagelijks leven. Het lukt je bijvoorbeeld niet goed om vriendschappen te onderhouden of je kan je lastig concentreren op je werk.
Daarnaast heb je last van lichamelijke spanningsklachten. Ten minste drie van deze kenmerken zijn voor jou herkenbaar (kinderen en jongeren hebben met ten minste één kenmerk te maken):
- Je voelt je rusteloos, gespannen of opgejaagd.
- Je bent vermoeid.
- Concentreren vind je lastig en je bent vergeetachtig.
- Je bent snel geïrriteerd.
- Jouw spieren voelen gespannen aan.
- Je hebt slaapproblemen, zoals moeite met in slaap vallen, vaak wakker worden of onrustig slapen.
Mogelijke oorzaken
Er is niet één duidelijke oorzaak van een gegeneraliseerde angststoornis, de stoornis ontstaat meestal door een combinatie van biologische, psychische en sociale factoren. De volgende factoren kunnen een rol spelen
- Erfelijkheid – als angstklachten voorkomen in je familie, heb je zelf een grotere kans op het ontwikkelen van een piekerstoornis.
- Negatieve ervaringen – het meemaken van negatieve ervaringen, met name in de kindertijd, kan bijdragen aan het ontstaan van een piekerstoornis. Je kan denken aan het verlies van een dierbare, een lichamelijke ziekte, pesten, of veel kritiek krijgen.
- Overbezorgdheid ouders – een piekerstoornis komt vaker voor bij mensen die zijn opgegroeid met overbezorgde ouders. Als je een overbezorgd voorbeeld hebt gehad, ben je zelf ook sneller geneigd tot piekeren.
- Karakter – bepaalde karaktereigenschappen spelen een rol bij het ontstaan van een gegeneraliseerde angststoornis. Dit is het geval voor heftig reageren op emoties en stress, jezelf te veel afremmen, en te grote vermijding van narigheid.
Gevolgen
Het hebben van een gegeneraliseerde angststoornis is vaak zwaar: het vele piekeren kost tijd en energie, waardoor je taken thuis of op werk minder snel kunt uitvoeren. Ook de fysieke klachten zoals rusteloosheid en concentratieproblemen zorgen ervoor dat je slechter functioneert. Door het slechte slapen raak je uitgeput. Soms lukt het werken niet meer en moet je je ziekmelden.
Een gegeneraliseerde angststoornis heeft ook effect op je relaties met anderen. Als je bijvoorbeeld steeds geruststelling vraagt aan je partner door het vele gepieker, kan dit leiden tot spanningen in de relatie. Kinderen kunnen zich gecontroleerd voelen als je hen voortdurend opbelt. Mensen met een piekerstoornis blijken het moeilijker te vinden om hun kinderen zelfvertrouwen te geven. Eenzaamheid kan ook een gevolg zijn van de klachten. Dit kan gebeuren als je sociale situaties vermijdt, omdat je denkt dat het je zorgen verergert. Ook kan het zijn dat anderen je een ‘zeurpiet’ gaan vinden, omdat je al je zorgen met hen bespreekt.
Door alle spanning en zorgen kun je ook fysieke klachten krijgen. Bijvoorbeeld misselijkheid, zweten, diarree of hoofdpijn. Lichamelijke aandoeningen die met stress te maken hebben, zoals het prikkelbaredarmsyndroom (PDS), komen ook vaker voor bij mensen met een piekerstoornis.
Behandeling
Als je geen hulp zoekt voor je piekerstoornis, kun je lang last blijven houden van je klachten. Soms heb je niet eens meer in de gaten dat je zoveel piekert, terwijl je je wel moe en gespannen voelt. Met behandeling is het goed mogelijk om hier verandering in te brengen. In de intakefase wordt gekeken welke therapievorm het beste aansluit bij jouw klachten en hulpvraag. Door uit te pluizen hoe jouw gegeneraliseerde angststoornis in elkaar zit, kan de beste behandeling worden gekozen.
Metacognitieve therapie bij een gegeneraliseerde angststoornis
Metacognitieve therapie is een vorm van cognitieve gedragstherapie die goed helpt bij overmatig piekeren. Als je steeds maar piekert over allerlei verschillende onderwerpen, ga je op den duur vaak ook piekeren óver je eigen gepieker. Zo kun je het idee hebben je eigen gepieker niet meer te kunnen stoppen, en er gek of ziek door te worden. Vreemd genoeg geloof je tegelijkertijd ook dat piekeren nodig is, bijvoorbeeld omdat je denkt dat het je helpt om problemen te voorkomen. Je kijkt dus zowel positief als negatief tegen je eigen gepieker aan. Dit soort opvattingen over je eigen gepieker noemen we metacognities. Deze metacognities blijken een grote rol te spelen bij een piekerstoornis.
Metacognities veranderen
Als je anders tegen je eigen gepieker gaat aankijken, zal je vanzelf minder last krijgen van het piekeren. Met metacognitieve therapie ga onderzoeken welke metacognities jij hebt en of deze wel kloppen. Je gaat na of piekeren wel zo schadelijk is als je denkt. Tegelijkertijd bekijk je of piekeren wel zo helpend is als je denkt. Oefeningen en gedragsexperimenten helpen je om nieuwe metacognities te krijgen. Een voorbeeld van zo’n oefening is extra hard piekeren om na te gaan of je daar inderdaad gek van wordt. Tot slot leer je andere manieren aan om met stress om te gaan. Zo leer je te kijken naar alles wat er goed gaat in plaats van te piekeren over dingen die mis kunnen gaan.